Archief van
Jaar: 2013

Voor de kar

Voor de kar

Ik hou van het Karrenmuseum. Het is een mooi stukje Essen waar heel wat vrijwilligers zich voor inzetten. Het trekt bovendien veel bezoekers naar Essen. Nu, dat mag ook wel, want elk jaar besteedt het gemeentebestuur 100.000 EUR aan het museum. En dat is niet het enige overheidsgeld dat er naartoe gaat. Zo werd vorig jaar alles samen bijna 400.000 EUR belastinggeld aan het museum besteed.

Logisch dus dat ik als gemeenteraadslid ook een kijk wil hebben op de besteding daarvan. Het museum schreef de voorbije maanden een nieuwe “visietekst”. Ik had die graag vóór de definitieve goedkeuring in de raad of een commissie besproken – wie betaalt, bepaalt nu eenmaal. Dat bleek niet wenselijk, maar gisteren kregen de raadsleden of partijen die dat wilden wel een toelichting. Naast cultuurschepen Jokke Hennekam gingen enkel Open Vld en N-VA/PLE op de uitnodiging in. Een beetje vreemd. Of toch niet, want CD&V en sp.a hebben wél mee mogen schrijven aan de visietekst, via hun vertegenwoordigers in de raad van bestuur.

Maar niet getreurd : wij gaan twee keer per jaar iemand naar de algemene vergadering mogen sturen. Onze negen zetels in de gemeenteraad worden daar afgespiegeld in één zitje, net zoals de ene zetel van Open Vld en VB. CD&V en sp.a krijgen er elk twee, met een zitje in de bestuursorganen erbij. Vooral de sp.a doet een goede zaak : vier raadszetels worden omgezet in twee vertegenwoordigers in de algemene vergadering, één in de raad van bestuur en één in het dagelijks bestuur. Dat alles in naam van de transparantie, zowaar ! Er wordt bovendien al een jaar getreuzeld om onze kandidaat ook effectief lid te maken van de Algemene Vergadering. Wellicht ook om alles glashelder te houden.

Gisteren werd uitgelegd dat het niet de bedoeling was om in het museum “aan politiek” te doen. Wat blijkbaar betekent dat er zo weinig mogelijk kritische vragen moeten worden gesteld bij de besteding van 400.000 EUR van het geld van de burger, en dat er al zéker niet over mag worden mee beslist door de vertegenwoordiger van die belastingbetaler. Niet erg geruststellend. Voor velen betekent “niet aan politiek” doen blijkbaar dat alles wordt bedisseld met de partijen die toevallig de meerderheid vormen in de gemeente…

Naast het zoveel mogelijk bestendigen van de huidige bestuurssituatie in de naam van een professionalisering moest de visietekst vooral dienen om uit te leggen hoe er met verschillende partners wordt samengewerkt. Op dat vlak lijkt er vooruitgang geboekt, al blijft één gezamenlijk project voor de hele site nog steeds uit. En tenslotte is het de bedoeling om de eigen inkomsten te verhogen. Ook lovenswaardig, maar ik zou eerst het concept hebben aangepakt vooraleer een inkomprijs te vragen. Een dertigtal betalende bezoekers op een modale zomerzondag is duidelijk véél te weinig om de investeringen in het museum te blijven verantwoorden. Dat kunnen en moeten er veel meer zijn, maar dan moet het museum wel meer “museum” worden.

Want dat ontbreekt er voor mij nog het meest in de hele visie : een duidelijk antwoord op de vraag hoe het Karrenmuseum een boeiend en eigentijds verhaal kan brengen, van bij de inkom tot de uitgang, waaruit de bezoeker ook iets leert. Het antwoord op de “Piet Huysentruyt”-vraag ontbreekt vandaag. Niemand weet wat hij of zij precies geléérd heeft, er zit veel te weinig lijn in het museum. Al heb ik wel begrepen dat er relatief veel West-Vlaamse bezoekers zijn, dus misschien vergis ik me. Uiteraard is het daarbij positief dat het museum naam heeft verworven als kenniscentrum rond karren. Daar moet op worden verder gebouwd, maar het moet vooral ook vertaald worden in een aantrekkelijker en beter bezocht museum.

Ik geloof erin dat het kan. Dat het museum de kracht van de vrijwilligerswerking -die mensen kunnen niet genoeg geprezen worden- en de zeven personeelsleden kan inzetten om zich op de museumkaart van het Vlaanderen van vandaag te zetten. Maar het museum staat op een keerpunt. Zoals het nu werkt, en zonder duidelijk en ambitieus beleidsplan is het jammer genoeg niet verantwoord om er even veel overheidsmiddelen in te steken. Ook al omdat het er dan naar uitziet dat het in de loop der jaren alleen maar méér zal gaan kosten. Eigenlijk is er zelfs een “Grote Sprong Voorwaarts” nodig. Een stevige investering in de aantrekkingskracht van het museum, ingebed in een totaalvisie op het hele domein. Maar daarvoor ontbreken bij het gemeentebestuur, en ik vrees ook in het Karrenmuseum zelf, de bestuurskracht.

Ik kijk in elk geval uit naar het beleidsplan. Om op die basis te oordelen over de financiële input vanuit het gemeentebestuur. En om vervolgens mee te werken aan -en toe te zien op- de uitvoering ervan. Omdat het Karrenmuseum dat verdient.

Schim

Schim

Gemeenteraad na een maand windstilte. Een schimmenspel vooral, want de echte beslissingen worden dezer dagen in de achterkamertjes bedisseld. Onder het mom van de “Beleids- en Beheerscyclus” worden de waardevolle participatieprocessen die in het verleden rond bijvoorbeeld het Lokaal Sociaal Beleidsplan of het Jeugdwerkbeleidsplan waren opgebouwd overboord gegooid. Een dialoog met de gemeenteraad, zoals die zes jaar geleden bij de opmaak van het bestuursakkoord en vervolgens het beleidsplan nog enigszins mogelijk bleek, lijkt ook al niet meer op de agenda te staan. Ik ben benieuwd of minstens het personeel nog bij de discussie wordt betrokken, of ook maar moet vernemen dat het management met het college één of andere lineaire besparing wil doordrukken…

Schimmenspel ook omdat het debat over het afvoeren van een reeks grote investeringen alleen door mij werd gevoerd. En een eenmansdebat is geen debat. Zó graag hoor ik mezelf nu ook weer niet spreken.

Schimmenspel tenslotte omdat het huishoudelijk reglement blijkbaar nood had aan bepalingen om vooral ons, de oppositie, te “omkaderen”. Op mijn vragen waarom het schepencollege hetzelfde reglement manifest met de voeten mag treden (en daarmee ook het gemeentedecreet) werd ook al helemaal niet ingegaan. Maar niet getreurd : we mogen onze vragen nu vooraf schriftelijk indienen. Wat bij de eerste toepassing vooral leidde tot ellenlange antwoorden om de “vis te verdrinken”.

Tegen een schimmenspel helpt alleen licht. Ik had het graag letterlijk gezien, via ons voorstel om de raad gewoon op te nemen en op internet uit te zenden. Als dat niet kan, moeten we maar naar andere manieren zoeken om op zijn minst de keuzes waarvoor Essen staat helder te stellen.

+1

+1

Één jaar na de gemeenteraadsverkiezingen. Tijd om even achterom te kijken. Niet om te lang stil te staan bij de campagne, de uitslag of de gevolgen daarvan. Die evaluatie is gemaakt. En het is alleszins een genot om in een sterke fractie van negen raadslid te mogen zijn. Wel om even naar het jaar te kijken waarin het nieuwe college de kans heeft gekregen om „beleid” te maken. Een kans die ze manifest niet hebben gegrepen : het bestuursakkoord bleek een lege doos, en het zogenaamde „planningsjaar” hebben ze vooral gebruikt om beslissingen voor zich uit te schuiven. Zodat nu wellicht alles op een hoopje wordt gegooid en een hutsepot die door enkelen in een achterkamertje wordt bijeen gekookt zonder veel discussie als „enige mogelijkheid” zal worden opgediend. Ik pas alvast om daar een snuifje zout of peper aan te willen toevoegen – ik wil over de fundamentele keuzes meepraten. In een ordentelijk proces. Anders hoeft het hele brouwsel voor mij niet.

2013 is daarmee het meest verloren jaar sinds ik de Essense politiek volg. Wat niet betekent dat hier of daar geen goede stappen zijn gezet, al ging het dan vaak om de afwerking van wat al eerder werd opgestart. Bovendien is blijkt minstens één schepen, Brigitte Quick, nu ze een volwaardig bevoegdhedenpakket beheert ook een meevaller, die actief haar eigen domein opvolgt en met wie het ook voor ons aangenaam samenwerken is. Hopelijk moet ze dat talent in de komende weken niet gebruiken om de slecht verteerbare delen van wat er op het vuur staat door de strot van de eigen achterban en vervolgens de Essenaren te duwen…

Bij het heengaan van een KSA-er

Bij het heengaan van een KSA-er

De overleden Wilfried Martens wordt geëerd als groot Vlaming, groot Belg en groot Europeaan. Die unieke drievoudige eer lijkt me voor weinigen weggelegd – ik zie geen voorgangers en ook geen nakomers. De kwalificatie is bovendien terecht : Martens belichaamde een tijdperk voor Vlaanderen, voor België en voor Europa.

De staat waarin we sinds de jaren 1980 leven werd voor een belangrijk deel door hem vormgegeven. Hij kreeg als geen ander greep op de communautaire agenda, en zijn communautaire model houdt tot vandaag min of meer stand. Sociaal-economisch was het wachten op opvolger Dehaene om orde op zaken te stellen. Samen tilden ze België boven het niveau van pakweg Italië uit, om ergens tussen Frankrijk en Nederland uit te komen. Vervolgens kreeg Verhofstadt de kans om het land echt tot het niveau van Nederland en Noord-Europa op te tillen. Dat leek even te gaan lukken, maar al snel begon een langzaam terug afglijden. Waarbij het model Martens-Dehaene zowel communautair en economisch steeds meer sleet begint te vertonen – wat geen afbreuk doet aan het respect dat de architecten ervan verdienden. Net omdat, met een knipoog naar het stopwoord van Martens, in dit land nu eenmaal niets evident is.

In alle commentaren wordt verwezen naar het grote plichtsbewustzijn van Martens. Dat lijkt me bijna een understatement. Maar de manier waarop hij zijn ideaal, de visie die hij van bij het begin voor ogen had, waarmaakte is wat mij betreft nog indrukwekkender – je kan het met die visie eens zijn of net niet, maar de rechte lijn aanhouden doorheen het dagelijkse bochtenwerk van de macht is een prestatie die hoe dan ook bewondering afdwingt. Hij had, samen met de grote dame uit de politiek die zijn derde echtgenote werd, nog gelukkige jaren verdiend.

Gangen

Gangen

Met N-VA/PLE brachten we vandaag aan Rouwmoer een bezoek aan het klooster en de tuin. In de gebouwen werden we rondgeleid door pater Vercammen, die vooral bij de unieke bibliotheek lang bleef stilstaan. En in de tuin konden we het werk bewonderen dat Kempisch Landschap al heeft verricht, maar ook zien dat er nog heel wat te doen blijft.

Het domein en de tuin zijn in goede handen, zoals ik hier al heb geschreven. De toekomst van het gebouw is vooralsnog minder duidelijk. Ik hoop dat er een bestemming gevonden wordt die het rustige en groene karakter van de omgeving, en de “gewijde geschiedenis” ervan ten volle respecteert, maar die toch een economische en maatschappelijke meerwaarde oplevert.

Ondertussen raad ik iedereen die er nog niet geweest is een bezoek meer dan aan. Ik heb er nooit schoolgelopen, in het College, maar het zal wellicht niemand verbazen dat de gangen, de kapel, de refter… me doen denken aan de plek waar ik mijn secundaire school voleindde, het Klein Seminarie van Hoogstraten. Je kan de Katholieke Kerk veel verwijten, maar van architectuur én van onderwijs heeft ze altijd wel iets gekend !

Pistier

Pistier

De nieuwe atletiekpiste, in kunststof, werd vorige donderdag plechtig geopend. Als ik moet uitleggen hoe vreemd politiek soms werkt, dan gebruik is de piste als voorbeeld. Ik weet pertinent zeker dat de piste niet in kunststof zou zijn heraangelegd als we met N-VA/PLE niet heel hard aan die kar hadden getrokken. We zijn zelf kostprijzen gaan opzoeken om de gegevens die de meerderheidspartijen presenteerden te weerleggen. Maar we hebben er vooral politiek kapitaal in gestoken door bij elke gelegenheid opnieuw aan te dringen om een verstandige en toekomstgerichte investering te doen. Vandaag ligt de piste er. En één van de grote tegenstanders van kunststof mocht ze openen, omdat hij de burgemeesterssjerp draagt. Zo gaat dat, en het stoort met niet eens echt. Het hoort bij de spelregels. Bovendien heeft sportschepen Brigitte Quick voor zover ik het kan nagaan wel resoluut mee de kunststofkaart getrokken, zodat ik het haar al helemaal niet misgun dat ze het lintje mee mocht doorknippen.

Zelf kon ik er niet eens bij zijn, wegens een afscheidsdrink van een goede collega. Ik ben gisteren wel naar de ESAK-barbecue geweest. Niet als gemeenteraadslid, maar als vrijwilliger die af en toe een steentje aan de club bijdraagt. De piste ziet er heel mooi uit, en ik zag ESAK ook gewoon genieten van de mooie infrastructuur. Ik hoop dat ze de club een stevige boost blijft geven, al was het maar als beloning voor de ongelooflijke inzet van de mensen achter de schermen.

Ik zou overigens twee banen meer hebben gelegd, al begrijp ik wel waarom dat uiteindelijk niet is gebeurd. Maar Essen gaat het ooit nog betreuren dat er de voorbije jaren niet echt is doorgebeten. Er ligt geen kunstgrasveld, er staat geen zwembad naast de sporthal. Ik vrees dat we dat vroeg of laat gemiste kansen gaan vinden. De voorbije jaren had het gekund, nu wellicht niet meer. Toch een beetje jammer.

Al biedt de piste natuurlijk ook zoals ze er nu ligt alle kansen voor heel veel loopplezier, voor de scholen en de verenigingen. Ik ben er trots op dat ik daaraan een steentje heb kunnen bijdragen.

Met vlag en wimpel

Met vlag en wimpel

Kaunas, Litouwen. Voor een gezamenlijke vergadering van EMCO en de collega’s van het Sociaal Beschermingscomité (SPC). Om verschillende redenen een „historische” vergadering. Omdat mijn collega en ik (toevallig ook een „Tom”, maar daar houdt de gelijkenis wellicht grotendeels op) een bijdrage uit onze comités trachtten te halen over een Commissietekst die pas volgende week verschijnt. Omdat we met Kroatië Lidstaat 28 mochten verwelkomen – met het recente verleden van dat land in gedachten, maar ook met de Europese roeping die van de cultuur- en natuurpracht van het land en de gastvrijheid van zijn bevolking afstraalt. Maar vooral omdat we voor het eerst bijeenkwamen op voormalige Sovjetbodem. Waar nu onze blauwe vlag met gele sterren wappert waar een kwarteeuw geleden nog het rode sovjetvaandel hing.

Wat er mij alvast aan herinnerde dat vrede, vrijheid, democratie en échte solidariteit waarden zijn die we al te vaak als vanzelfsprekend ervaren of zelfs relativeren als dat zo uitkomt. Zodat we godbetert zelfs in Vlaanderen het gebruik van chemische wapens in Syrië niet ernstig genoeg vinden om als het moet zeer krachtig tegen te reageren – hoeveel Fronters zouden zich in de voorbije weken het Yperiet indachtig onder hun heldenhuldekruis hebben omgedraaid bij het zien van dat gebrek aan Europese en Vlaamse daadkracht ?

De waarden waarvoor de EU staat zijn er niet vanzelf gekomen, en ze blijven ook niet vanzelf overeind. Het helpt -alleszins voor mij- om af en toe in het verleden te kunnen kijken. In Dubrovnik (waar ik echt nog eens terug naartoe moet). En in Kaunas (wat minder toeristisch interessant, toegegeven…).

The answer is blowing in the wind

The answer is blowing in the wind

Ik houd van de wekelijkse „Prime Minister’s Questions” in het Britse Lagerhuis. Gedurende een half uur kan de Eerste Minister van het Verenigd Koninkrijk zich verwachten aan vragen over min of meer eender welk onderwerp. Hij wordt dan geacht daar ter plekke een gepast antwoord op te vinden, ook als de vraag overduidelijk een politieke tackle in plaats van een poging tot waarheidsvinding betreft. Alles wordt live op tv uitgezonden, zodat achteraf het antwoord wat bijstellen niet evident is.

Het recht om vragen te stellen behoort tot de essentie van het „volk vertegenwoordigen” in een democratie. Het is het recht dat mij als gemeenteraadslid veruit het meest dierbaar is. Ik kan een stemming met vlag en wimpel verliezen en toch tevreden naar huis gaan, maar ik kan er niet tegen als ik niet mag vragen naar het hoe en waarom van een voorstel of een beslissing. Dat is immers de essentie van een democratisch systeem : ook in een dictatuur worden voortdurend beslissingen genomen, maar in een democratie hebben de machthebbers de plicht er uitleg over te geven. Technisch en politiek.

Natuurlijk begrijp ik wel dat je mondeling niet op alles meteen kan antwoorden. Ook in het Britse parlement kom je ermee weg dat je het juiste aantal wegbespaarde hospitaalbedden even moet navragen. Maar een Eerste Minister die niet meteen de visie van de regering op het ziekenhuisbeleid kan geven, loopt een blauwtje (afhankelijk van wie aan de macht is kan het ook een andere kleur zijn). En bij een schriftelijke vraag geldt natuurlijk helemaal geen excuus.

Ik vind daarom dat het vraagrecht van gemeenteraadsleden versterkt moet worden. Ik heb nooit begrepen waarom het college een maand tijd heeft om op schriftelijke -of technische mondelinge- vragen te antwoorden. Volgens mij moet dat op twee weken toch ook wel kunnen. Maar ons college haalt de helft van de tijd zelfs de reglementaire termijn van één maand niet. Terwijl het zelf aan verenigingen die een dag te laat een aanvraag indienen (meestal terecht) zonder pardon een heel jaar subsidie ontneemt. Het college ontwijkt bovendien systematisch vragen naar de eigen inzichten of visie en toont zich vaak sterk in het niet lezen wat er staat…

Mondelinge vragen gaan iets beter, omdat daar de publieke opinie een beetje meekijkt. Maar ook dan verbaast het me soms dat de collegeleden bepaalde vragen blijkbaar niet hebben zien aankomen. In het Lagerhuis staat de Eerste Minister met een map waarin antwoorden zitten op de meest te verwachten vragen. Een beetje logisch denken, wat inlevingsvermogen in hoe een oppositie redeneert… het moet volstaan om op het overgrote deel van de mogelijke vragen te anticiperen. En het nadenken over vragen die niet worden gesteld bevordert de onderbouwing van het beleid, dus is dat ook geen verloren moeite.

Als ik schepen was, ik zou de vragenronde dus beter voorbereiden. Bovendien zijn we in de Essense oppositie eigenlijk heel braaf : onze vragen zijn meestal grotendeels informatief, soms bedoeld om een lopend dossier een zetje te geven, maar zelden expliciet bedoeld om een politiek punt te maken. En we laten ons nog al te vaak met een kluitje in het riet sturen. Ook langs onze kant kan het dus nog beter. Al zal dat niet voor deze maand zijn, want op instigatie van het college heeft de voorzitster de raad afgelast. Hopelijk niet uit angst voor moeilijke vragen…

Mijn voornemen ? Nog meer en nog scherpere vragen stellen. In naam van de democratie !

Niet antiek

Niet antiek

Open Monumentendag op het Heuvelplein, en rommelmarkt in Hoek. Twee initiatieven in het altijd levendige Essen die de moeite van het bezoeken waard bleken. Waarbij we twee keer onze burgemeester tegenkwamen. Met een vreemde ironie in ons verplaatsingsgedrag : mijn N-VA/PLE-collega’s en ik reden via de Huybergsebaan naar Hoek, hij via de Hollandse Dreef. Of hoe wij “zijn” omleiding volgden, en hij de slimste bleek door dat net niet te doen…

Ik vind rommelmarkten wel aangenaam, maar ik loop er altijd met een dubbel gevoel rond. Ik heb er absoluut niets nodig, maar vind heel veel dingen wel leuk. Er zijn twee mogelijkheden : véél kopen, of helemaal niets. En het gezond verstand drijft me altijd in de richting van de laatste oplossing. Gelukkig, want ik ben heel slecht in het weggooien van dingen. Misschien moeten ze hier in de Molenstraat eens rommelmarkt houden, dan heb ik wellicht nog wel wat aan te bieden. Als ik mezelf zo ver krijg. En op voorwaarde dat ik dan niet beslis van alsnog méér te kopen dan ik verkoop.

Er zijn er in Essen drie in september, rommelmarkten. Samen met BINs en buurtbarbecues horen ze bij wat men een “eigentijds” buurtleven zou kunnen noemen. Een goede zaak, natuurlijk. Ik heb het deze week op een vergadering (waar er plannen waren om iets te organiseren) nog gezegd : we zijn in Essen, er gebeurt hier gewoon al ontzettend veel.

Dat is een stuk van de rijkdom van onze gemeente. En als er dan af en toe ook nog een stuk dat voor de ene “rommel” is voor de ander een mooie aanwinst wordt, dan is dat helemaal winst natuurlijk. Overigens : de afsluitende optredens aan Hoek-City brachten wel sfeer, maar een fan van Edrie word ik wellicht niet zo gauw. Maar mocht je een Essense quizzer zijn, dan zou ik de naam toch maar onthouden… En voor wie wél enthousiast is : ook te zien op Uilse Kermis. Een meer “traditioneel” buurtgebeuren in onze gemeente, maar natuurlijk wel een héél vaste waarde !

Spoor

Spoor

Op mijn tafel ligt een dichtbundel. Deze week aangekomen. Spoorzoeken heet hij. Getekend Leen Raats. Met als opdracht de uitdrukkelijke vraag om hem niet te lezen. Dat heb ik toch gedaan. Ik vermoed dat ze daar wel op rekende.

Ik heb vorig jaar twee gedichten van haar voorgelezen op de Poëzieavond van Curieus. Ik “ontdekte” haar ooit als VDAB-dichter, een toch wel intrigerende functie binnen mijn vakgebied, de werkgelegenheid. En zoals ik vorig jaar in het Volkshuis vertelde, ging er toen ook een lichtje bij mij branden. Ik kende een Leen Raats. Ze was bij KSJ geweest. Bij de Deugnieten, waarvan ik toen leiding was. Ik herinner me haar als een stil, vrolijk, klein meisje. Dat niet lang bleef. Ook niet in Essen. Haar pad leidde blijkbaar naar Hasselt en naar engagementen in onder meer de dierenrechtenbeweging. En naar de poëzie. Met nu dus een eerste dichtbundel. Die gaat soms iets te veel voor het gemakkelijke effect, het voorspelbare woordspel. Maar vaker vindt ze de juiste beelden om de wereld en de mensjes die er soms tot hun eigen verbazing rondlopen te vatten.

In de bundel staat “Essen”, dat ook op het internet te vinden is. Misschien wel het eerst uitgegeven gedicht dat die titel draagt. Het vat het dorp dat je in “Essen in Beeld” kan vinden eerder dan de gemeente van vandaag. Maar het blijft mooi. Zoals die foto’s. Het gedicht dat me het meest aanspreekt verwijst niet naar Essen, maar -horresco referens- naar Kalmthout. Naar het Stappersven. En naar het jaar 1994. Ik ga het niet overtikken, het is niet van mij. Je kan de bundel ook kopen, en meenemen naar de rand van het ven. Het voorlezen voor je kinderen, bij zonsondergang. Of in je zetel blijven zitten en in je gedachten hetzelfde doen. Denkend aan het licht van de maan die stille dromers beschijnt “al zullen kwade tongen beweren – dat ze de zon slechts weerspiegelt – ze zal er zijn”.

Misschien doet goede poëzie ook niet meer dan dat. Spiegelen. Maar wat er altijd is geweest valt soms pas op als je het in de spiegel ziet.