Ik houd van de wekelijkse „Prime Minister’s Questions” in het Britse Lagerhuis. Gedurende een half uur kan de Eerste Minister van het Verenigd Koninkrijk zich verwachten aan vragen over min of meer eender welk onderwerp. Hij wordt dan geacht daar ter plekke een gepast antwoord op te vinden, ook als de vraag overduidelijk een politieke tackle in plaats van een poging tot waarheidsvinding betreft. Alles wordt live op tv uitgezonden, zodat achteraf het antwoord wat bijstellen niet evident is.
Het recht om vragen te stellen behoort tot de essentie van het „volk vertegenwoordigen” in een democratie. Het is het recht dat mij als gemeenteraadslid veruit het meest dierbaar is. Ik kan een stemming met vlag en wimpel verliezen en toch tevreden naar huis gaan, maar ik kan er niet tegen als ik niet mag vragen naar het hoe en waarom van een voorstel of een beslissing. Dat is immers de essentie van een democratisch systeem : ook in een dictatuur worden voortdurend beslissingen genomen, maar in een democratie hebben de machthebbers de plicht er uitleg over te geven. Technisch en politiek.
Natuurlijk begrijp ik wel dat je mondeling niet op alles meteen kan antwoorden. Ook in het Britse parlement kom je ermee weg dat je het juiste aantal wegbespaarde hospitaalbedden even moet navragen. Maar een Eerste Minister die niet meteen de visie van de regering op het ziekenhuisbeleid kan geven, loopt een blauwtje (afhankelijk van wie aan de macht is kan het ook een andere kleur zijn). En bij een schriftelijke vraag geldt natuurlijk helemaal geen excuus.
Ik vind daarom dat het vraagrecht van gemeenteraadsleden versterkt moet worden. Ik heb nooit begrepen waarom het college een maand tijd heeft om op schriftelijke -of technische mondelinge- vragen te antwoorden. Volgens mij moet dat op twee weken toch ook wel kunnen. Maar ons college haalt de helft van de tijd zelfs de reglementaire termijn van één maand niet. Terwijl het zelf aan verenigingen die een dag te laat een aanvraag indienen (meestal terecht) zonder pardon een heel jaar subsidie ontneemt. Het college ontwijkt bovendien systematisch vragen naar de eigen inzichten of visie en toont zich vaak sterk in het niet lezen wat er staat…
Mondelinge vragen gaan iets beter, omdat daar de publieke opinie een beetje meekijkt. Maar ook dan verbaast het me soms dat de collegeleden bepaalde vragen blijkbaar niet hebben zien aankomen. In het Lagerhuis staat de Eerste Minister met een map waarin antwoorden zitten op de meest te verwachten vragen. Een beetje logisch denken, wat inlevingsvermogen in hoe een oppositie redeneert… het moet volstaan om op het overgrote deel van de mogelijke vragen te anticiperen. En het nadenken over vragen die niet worden gesteld bevordert de onderbouwing van het beleid, dus is dat ook geen verloren moeite.
Als ik schepen was, ik zou de vragenronde dus beter voorbereiden. Bovendien zijn we in de Essense oppositie eigenlijk heel braaf : onze vragen zijn meestal grotendeels informatief, soms bedoeld om een lopend dossier een zetje te geven, maar zelden expliciet bedoeld om een politiek punt te maken. En we laten ons nog al te vaak met een kluitje in het riet sturen. Ook langs onze kant kan het dus nog beter. Al zal dat niet voor deze maand zijn, want op instigatie van het college heeft de voorzitster de raad afgelast. Hopelijk niet uit angst voor moeilijke vragen…
Mijn voornemen ? Nog meer en nog scherpere vragen stellen. In naam van de democratie !