Ik heb niet zo veel met voetbal, ook al heb ik via mijn genen een dosis van het spel meegekregen. In die mate dat mijn vader me bij mijn geboorte beloofd heeft aan zijn toenmalige club – voor het geval ik ooit zou gaan “shotten”. Die optie is nooit gelicht. En ik weet wel wat de Champions League is, maar zou niet zomaar kunnen zeggen wie er vorig jaar heeft gewonnen. Ik weet ook wie Messi is, maar zou hem op een foto ook niet meteen herkennen.
De Essense clubs ken ik natuurlijk ook. Maar ik ben nog nooit naar een wedstrijd van hun eerste elftallen geweest. Ik weet wel ongeveer op welk niveau ze spelen, maar om ze meteen in de juiste klasse of bij de juiste tegenstanders te plakken zou me niet zomaar lukken. Voetbal en ik, het wordt wellicht nooit iets.
Toch hebben de Essense voetbalclubs me de voorbije weken overtuigd dat er een probleem is, dat moet worden aangepakt. Misschien wel net omdat het probleem geen bal, of toch weinig, met voetbal te maken heeft. Maar alles met sociaal kapitaal. De clubs zorgen voor een zinvolle vrijetijdsbesteding voor heel veel jeugdspelertjes. Ze draaien op vrijwilligerswerk, maar krijgen dat financieel niet meer rond.
Dat heeft helemaal niets te maken met hun eerste elftallen, die het geld zouden opslokken – en dat is een belangrijke “klik” die ik heb moeten maken. Maar ze hebben mij ervan overtuigd. Die eerste elftallen kunnen me overigens nog steeds gestolen worden. Ik kan aannemen dat ze een beetje het cement zijn dat de clubs samenhoudt, maar ik denk dat hun rol anders kan en moet worden ingevuld. Maar dat verandert niets -geen bal, want die metafoor is in dit stukje wel heel verleidelijk- aan de rest van het verhaal. Wie denkt dat hét schrappen van de (overigens absurde) vergoedingen per gewonnen punt geld zou opleveren voor andere zaken, maakt een redeneerfout. Als de gemeente morgen geen GFT-stickers meer laat drukken, dan valt die rekening ook weg, niet ? Ze moeten van die vergoedingen af (en wij ook van die stickers), maar dat heeft geen verband met dit verhaal.
Eigenlijk klopt het niet eens wat ik hier zeg. Het probleem heeft namelijk wél te maken met de eerste ploegen. Vroeger haalden de clubs namelijk inkomsten uit hun eerste elftal, die dan naar de jeugdwerking konden vloeien. Dat “vloeien” mag je redelijk letterlijk nemen, want het liep vooral via de kantine. Dat is niet langer het geval. Daarnaast liepen ook de inkomsten binnen de jeugdwerking zelf terug. Zoals overal in het vrijwilligerswerk : voetbal en jeugdbeweging zijn niet meer de enige aanbieders op de markt, ouders werden kritischer, mondiger én minder betrokken, de vrijwilligers zelf werden selectiever in hun inzet.
Op zich hoeven dat geen slechte evoluties te zijn, en de klok proberen terug te draaien heeft weinig zin. Maar het wreekt zich vooral langs financiële kant, met name op de infrastructuurkosten. De Essense voetbalclubs hebben het geluk en de pech dat ze zelf eigenaar zijn van hun terrein. Als de geschiedenis te herdoen zou zijn, dan zou het beter zijn geweest dat ze allemaal op gemeentelijke velden zouden spelen. Maar zo is het niet gelopen. Toch is hun infrastructuur de facto wel een stuk publieke ruimte. Het is daarom niet onlogisch dat de overheid tussenkomt in het “gebruikstarief” en het onderhoud van die ruimte.
Daarvoor moeten we de komende weken naar goede oplossingen zoeken. Rechtvaardig tegenover de andere sportverenigingen, en bijvoorbeeld ook tegenover het jeugdwerk. Maar niet kortzichtig en op basis van clichébeelden die de realiteit ontkennen, en die niet zien dat het voetbalspel zelf maar een voetnoot is in dit verhaal. Waarbij ik er overigens van overtuigd ben dat een fusie van de clubs een stuk minder synergie zou opleveren dan het zou kunnen lijken – ook al omdat die per definitie alweer vooral op de eerste elftallen zou focussen. Al zou ik de piste op termijn ook weer niet uitsluiten.
Uiteindelijk is voor mij de doelstelling dat de vrijwilligers in de clubs veel minder met financiële zorgen bezig moeten zijn, en veel meer met het creëren van een degelijke, warme, sportieve werking voor hun spelertjes. Dat maakt het de moeite waard.
Ik zie me dus nog niet meteen mijn “geboorterecht” op een aansluitingskaart uitoefenen – ook al omdat de belofte niet eens om een Essense club ging. Maar voor een stevige herdenking van het (jeugd)voetbalbeleid wil ik me alvast wel inzetten.