Come the day and come the hour…
Ik ben terug uit Dublin. Daar ben ik niet voor de eerste keer in dit half jaar geweest, en het zal ook niet de laatste zijn : de Ieren hebben het Voorzitterschap van de Europese Unie van Cyprus overgenomen, en dus wordt ik een aantal keren in hun hoofdstad verwacht. Niet dat ik dat erg vind : Dublin is een mooie en gezellige stad, waar ik me gemakkelijk thuisvoel.
Deze keer heb ik er ook een weekendbezoek aan gekoppeld. Dat was lang geleden (bij het vorige Voorzitterschap in 2004 heb ik er ook eens enkele dage doorgebracht) en er was een goede aanleiding voor : dankzij een Ierse collega raakte ik aan felbegeerde tickets voor de Six Nationsrugbymatch die de groene Ieren tegenover “les bleus” plaatste. De plaatsen bleken ongehoord dicht bij het terrein, aan het midden van het veld. We zouden er zo heen zijn kunnen wandelen, maar toeschouwers die het terrein op gaan worden in het voetbal al niet zachtzinnig behandeld door de spelers. Je zal maar een “prop” tegen krijgen…
Ik heb ervan genoten. De wedstrijd was niet van het allerhoogste niveau : zowel de Fransen als de Ieren zijn niet aan hun sterkste toernooi bezig. Maar dat bracht de spanning erin, en terwijl het er na de eerste helft nog naar uitzag dat de Ieren Frankrijk puntenloos naar huis gingen stuurden, sleepten onze zuiderburen (die in de tweede helft overigens een ingehuurde Waal inbrachten) een 13-13-gelijkspel uit de brand. Ook al omdat de Ieren door de scheidsrechter kort voor het eind een “penalty try” ontzegd werden. Vooral dan blijkt trouwens waarom ik het rugbypubliek boven een stadion vol voetbalsupporters verkies : eens de beslissing genomen, legt iedereen er zich bij neer. En kan je weer ongestoord “Allez les bleus” roepen, als je in een vak vol groene supporters zit.
Of omgekeerd, want er was heel wat Frans blauw in het mooie Avivastadion aanwezig. Ik schat een kleine 20.000 van de 55.000 toeschouwers. Dat was uiteraard ook in de stad te merken, waar de Fransen de pubs mee bevolkten. Nu, er is ook moeilijk aan te weerstaan, de gezellige Ierse kroegen met live muziek. En ik ben geen alcoholdrinker, maar laat ik nu nét een uitzondering maken voor een frisse Guinness van het vat en voor een goede whisk(e)y…
Op zondag bezochten we de ijskoude (maar sneeuwvrije) stad. Dat bracht ons onder meer naar Kilmainham Gaol, waar ik nog niet was geweest. Indrukwekkend, die goed bewaarde 19e eeuwse gevangenis (die er dus per definitie uitziet zoals de meeste Belgische gevangenissen vandaag…) die een belangrijke rol speelde in de Ierse geschiedenis. Hier werden de leiders van de Easter Rising in 1916 geëxecuteerd, wat vaak wordt beschouwd als de eerste stap naar de Ierse onafhankelijkheid.
Ik kende die geschiedenis redelijk goed (en wie ze niet kent, doet er goed aan om “The Wind that Shook the Barley” eens te bekijken), maar een bezoek aan de plek maakt het net iets visueler. Bovendien gaf ze me een aanknopingspunt toen ik maandagavond plots bleek een speech van de Ierse collega’s te “mogen” beantwoorden : tussen 1916 en 2016 heeft Ierland een unieke en heel bewogen eeuw achter de rug. Bovendien toont het land nu opnieuw een ongelooflijke veerkracht nadat het door de economische crisis bijzonder zwaar werd getroffen – met een zin voor (zwarte) humor die je ook al elders niet vindt. Ik heb Ierland ook bedankt voor de gastvrijheid – maar erbij gezegd dat die gastvrijheid nergens zo natuurlijk en vanzelfsprekend aanvoelt.
Ik had dus gerust nog wat langer willen blijven. De NMBS moet dat begrepen hebben : ze besloot dat ik nog een nachtje langer op hotel mocht blijven na mijn terugkeer. Weliswaar niet in Dublin, maar bij Brussel-Noord. No nay never…