Ik ben aan een Nederlandse week bezig. Om voorzichtig te beginnen, ben ik zaterdag even naar het Nispense Zuivelhuis geweest. Voor de drogisterij – al durf ik dat bijna niet te zeggen binnen een partij waar de apothekerskringen redelijk oververtegenwoordigd zijn…
Vervolgens zijn Rob, Guy, Roel en ik zondag naar het EK All Round Snelschaatsen getrokken. Naar Thialf in Heerenveen. Het leek zo eens iets anders. Dat was het ook. Wie gaat er nu op de dag van het Belgisch kampioenschap veldrijden naar schaatsen kijken ? Wel, wij dus.
Nu, misschien zijn de gelijkenissen wel groter dan de verschillen. Zoals het bij wintersport hoort, was er voor de toeschouwers volop glühwein, bier, worst en friet. En poffertjes, die ontbraken wellicht in Mol. Het schaatsen wordt bijna even sterk gedomineerd door Nederlanders als het veldrijden door Vlamingen – ook buiten het BK. Al zag het deelnemersveld er toch internationaler uit in Herenveen dan binnenkort in Louisville, ook al ligt dat dan in de VS.
Bij de dames kregen we zelfs een onvervalst Stybar-moment : de enige die in het Nederlandse geweld overeind bleef, was een Tsjechische… En net zoals het Vlaamse veldritpubliek blij is met een Boom of Van Der Haar, gewoon om de titel van “wereldkampioen” meer glans te geven, zo bleek ook het Nederlandse publiek gelukkig met “onze” Bart Swings. Die er dan ook een zeer indrukwekkend weekend van maakte. Met elk rondje van zijn 10 km werd het thuispubliek enthousiaster. Ik weet niet of een Belgisch record schaatsen ooit enthousiaster werd onthaald dan door het oranjelegioen zondag. Mooi om te zien. Ook al omdat er uiteindelijk twee Nederlanders nodig waren om zijn tijd van de topplek te halen. Met overschot, dat wel. En nog geen klein beetje.
Maar de jonge Swings kan nog een heel stuk groeien. Al zegt het ook wel iets over de schaatssport dat je van het skeeleren kan overstappen en dan in de kortste keren wereldtop kan worden. Het doet me denken aan… veldrijden, inderdaad. Met bier werd er overigens niet gegooid. Het schaatspubliek bleek trouwens in het algemeen niet helemaal aan het cliché van de Nederlandse supporter te beantwoorden. Misschien omdat de rustige noorderlingen ongetwijfeld de meeste plaatsen bezetten ? Of is het een algemene sportwet dat alle sportliefhebbers die níet naar voetbal gaan wél respect voor de tegenstander kunnen opbrengen.
Voor Sven Kramer en Ireen Wust weerklonk het Wilhelmus, dat het grote voordeel heeft dat je het zonder bijbedenkingen gewoon kan meezingen. En vervolgens werden ze in een arrenslee rondgereden. Helden. Minstens tot nét voorbij het Zuivelhuis.
Het was voor mij overigens de eerste keer dat ik in Nederland noordelijker raakte dan Amsterdam. Zeker voor herhaling vatbaar. Dat geldt met name voor Fryslân, waar ik me altijd toe aangetrokken gevoeld heb. Ook al zullen de weergoden nog hard moeten werken om de provincie nog eens haar ultieme droom te gunnen, een Elfstedentocht.
’s Avonds aten we nog een poging tot culinaire interpretatie van nasi, maar dat bleek wat te hoog gegrepen – niet alle clichés zijn fout. Om dan maandag terug naar het zuiden te keren.
Niet voor lang, want woensdag leidde mijn weg naar Den Haag. Men had voor mij de Thalys geboekt. Een goed idee, want de Fyra blijkt zowaar een veel grotere flop dan zelfs de meest pessimistische reiziger had gedacht. Dat hebben we samen weer mooi voor elkaar gekregen, met de Nederlanders. Nu, ook de Thalys had vertraging. En de NS werkte wegens het winterweer met een “aangepaste dienstregeling”. In eufemismen blijken alle spoorwegmaatschappijen even sterk : de aanpassing kwam neer op het schrappen van de helft van de treinen. Zodat ik er al bij al vier uur over deed om van mijn Brussels kantoor in een Haags hotel te geraken. Maar de verplaatsing bleek de moeite. Voor de conferentie, waar ik gevraagd was om een sessie voor te zitten, maar wellicht meer voor de contacten die ik er kon leggen. En het Nederlandse Ministerie van SZW ligt heel handig pal naast een station waar de lijn naar Roosendaal langskomt. Zodat de terugweg daarstraks véél korter was.
Om de week af te sluiten, heb ik morgen een afspraak met de Nederlandse collega’s van de Permanente Vertegenwoordiging. Tenzij de NMBS daar een stokje voor steekt, natuurlijk. Waarna het weekje Nederland erop zal zitten.
Op de terugweg vanuit Heerenveen deden we een rondje “Bekende Nederlanders” : je noemde er één, en de volgende mocht met de eindletter een nieuwe zoeken. We hielden dat ontzettend lang vol, al moesten we na een tijd de E en de N uit het spel halen. Van Harry Mulisch tot de Tokkies blijkt een kleine sprong. Ik denk dat we met “Bekende overige Europeanen” nooit zo ver zouden zijn geraakt. Zo dichtbij en toch zo ver, zong Kris De Bruyne…