Het decreet van 9 juni 1993 “houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid” was een belangrijke stap voor het jeugdbeleid in Vlaanderen : de gemeenten kregen autonomie, en kregen samen met het lokale jeugdwerk de verantwoordelijkheid om een jeugdwerkbeleidsplan op te stellen. In ruil voorzag Vlaanderen subsidies.
In Essen zetten we vanuit de Jeugdraad een stuurgroep op om dat eerste JWBP te schrijven. Met jeugdschepen Frans Schrauwen als één van de drijvende krachten. We zorgden voor een ruim inspraakproces, met het hele jeugdwerk. Verschillende keren brachten we een grote groep jongeren, uit de jeugdbewegingen en daarbuiten, samen om na te denken over een zinvol beleid en de juiste subsidie-instrumenten. En we probeerden zelfs de kinderen te betrekken via de “nieuwjaarswensen aan de burgemeester”.
De mensen veranderden, maar het proces bleef al die jaren bestaan. Elk plan dat ik mee heb opgesteld bleek een nuttige en aangename ervaring met participatie in het beleid. Niet gemakkelijk, maar het zorgde altijd voor nieuwe ideeën en een kritische kijk op wat al bestond. Heel wat jongeren zetten in dit kader hun eerste stappen in “beleid maken”. En bij het jeugdwerk werd veel begrip gekweekt voor het moeilijke proces van “keuzes maken”.
Natuurlijk was het geen eenvoudig werk. Er kroop heel wat tijd in. Zoveel, dat het bestaan van het plan zelf aan de basis lag van de komst van een jeugdambtenaar in Essen. Gelukkig bleek die tot veel meer dan plannen in staat en werd het ook allemaal uitgevoerd. Heel wat ideeën van toen, van subsidiesreglementen tot de Speelpleinwerking, blijken nu niet meer weg te denken.
De voorbije planningsperiodes volgde ik wat meer op afstand. Als gemeenteraadslid mocht ik de jeugdplannen wel mee goedkeuren. En telkens vaststellen dat er hard en gedreven aan was gewerkt, dat er lessen werden getrokken uit wat wel en niet werkte, dat nieuwe inzichten een kans kregen. Het was werk waarop een hele gemeenteraad, meerderheid en oppositie, trots kon zijn. Er bleek zelden een speld tussen te krijgen, maar zelfs dat was als oppositieraadslid mooi om te zien.
In Vlaanderen bleek het jeugdbeleid een trendsetter. Er kwamen sportbeleidsplannen, seniorenbeleidsplannen, cultuurbeleidsplannen, lokale sociale beleidsplannen… Telkens veel werk, maar met veel ruimte voor inbreng vanuit de betrokken sector. Zelfs al liep het proces niet altijd perfect, het zorgde altijd voor nieuwe impulsen, voor een nieuw draagvlak.
Maar de planlasten moesten verminderen. In het kader van de “Beheers- en Beleidscyclus” hoeven al die plannen vanaf 2014 niet meer. Er komt één meerjarenplan. En natuurlijk worden de gemeenten opgeroepen om daar iedereen bij te betrekken. Natuurlijk worden ze gevraagd om inspraak te organiseren.
Maar hoe gebeurt dat dan in Essen ? Door één powerpoint met de vage plannen van het schepencollege voor te stellen op één vergadering van elke adviesraad. En dan maar te hopen dat ze daarmee voor zes jaar verder kunnen. De verschraling van het beleid, de degradatie van de democratie, de ontwaarding van de participatie die dit meebrengt in mijn eigen gemeente is voor mij héél moeilijk om aan te zien. Als democraat, als iemand die gelooft in dialoog doet het me zelfs fysiek pijn. En geloof me, ook dat heeft helemaal niets met oppositie of meerderheid te maken. Ik zou het zelfs nog erger vinden als ik meerderheidsraadslid zou zijn en dat in mijn naam de kans zou worden gemist om samen een beleid uit te werken.
Het is in de eerste plaats een verpletterende verantwoordelijkheid voor de Essense schepenen. Ik begrijp hen daarin echt niet. Al die plannen die ze zelf mee hebben opgesteld, hadden die dan voor hen geen enkele meerwaarde ?
Maar het is ook de verantwoordelijkheid van de decreetgevers : wie het in naam van de gemeentelijke autonomie mogelijk maakt dat alle participatie zomaar overboord wordt gegooid, heeft zich vergist.
Het proces vind ik veel erger dan de uitkomsten. Dat het zwembad dicht gaat doet me pijn. Maar dat dat besluit niet samen met de sportverenigingen, de jeugdverenigingen, de scholen, … wordt genomen vind ik 100 keer erger.
Terwijl ik dit stukje publiceer stel ik vast dat we dag op dag 22 jaar na de zogenaamde “Zwarte Zondag” zijn. Voor de lokale democratie vind ik deze dagen veel erger.