Voor of achter de kar ?
Ik ben vrijwilliger in het Karrenmuseum. Dat u mij daar wellicht nog nooit in actie hebt gezien, is begrijpelijk. Ik heb alleen de website ontworpen, en doe er het groot onderhoud van. Toch heb ik dat beperkte engagement gebruikt om voor één keer naar het vrijwilligersfeestje te gaan. Vooral om een andere vrijwilliger te ondersteunen, in moeilijke tijden. Moeilijke tijden voor het museum in de eerste plaats. Wie het een beetje volgt zal wellicht weten dat samenwerkingsproblemen die niet werden aangepakt een sluimerend debat over de toekomstvisie op het museum terug naar boven hebben gebracht.
Eerst iets over de aanleiding. Vanuit mijn ervaring als voorzitter van KSJ Nationaal (ter herinnering : een vzw met een stuk of 20 personeelsleden en een paar duizend vrijwilligers) weet ik dat professioneel en vrijwillig engagement goed bij elkaar past, maar soms voor wrijvingen zorgt. Het helpt dan dat er duidelijke lijnen zijn. Waarbij vrijwilligers al zodanig worden erkend, en op geen enkele manier “ondergeschikt” worden gemaakt aan personeel. Waarbij ook het (vrijwillige) bestuur beseft dat het niet ontkomt aan het doorhakken van harde knopen. En waar het personeel een vertrouwenspersoon heeft die voor hen opkomt en hen toelaat om de grenzen te bewaken, zodat ze niet 24u per dag en 7 dagen op 7 aan het werk zijn. Daarbij past één kanttekening : een vrijwilliger die opstapt is meestal inzet die netto verloren gaat, zoals een vrijwilliger die erbij komt vaak werkkracht is die netto extra is.
Dan iets over de oorzaak. Het Karrenmuseum worstelt al een hele tijd met zichzelf. Waar hoort het thuis in het Vlaamse museumlandschap ? Hoe kan het de aantrekkelijkheid van een wandelmuseum combineren met een eigentijds educatief aanbod ? Met wie kan en moet er samengewerkt worden ? Hoe worden de inkomsten gegenereerd om het museum op lange termijn financieel leefbaar te houden ? Een gebrek aan heldere keuzes, aan een duidelijk en ambitieus project, in een structuur waarin te weinig beslissingskracht is, is natuurlijk niet dé reden van alle kleine en grote conflicten. Maar het vormt wel de context. Als vrijwilliger is het niet meteen mijn zorg, maar als gemeenteraadslid uiteraard wél. Het Karrenmuseum wordt voor een belangrijk deel met Essense gemeenschapsmiddelen gefinancierd (in de brede zin van het woord : ook de grond waarop het staat is gemeentelijk eigendom). De vraag naar hoe die middelen beheerd worden en wat Essen er juist voor terugkrijgt, is dan uiteraard legitiem.
Het museum is historisch gegroeid vanuit een aantal actieve pioniers. Dat verklaart ook de huidige vzw-structuur. Ik denk dat we nu op een punt zijn aanbeland waar die structuur eerder remmend werkt. Het Karrenmuseum zou volgens mij best in het gemeentebestuur worden geïntegreerd, bijvoorbeeld als “intern verzelfstandigd agentschap”. Zodat er heldere beslissings- en controlestructuren komen, en de draagkracht van het museum verstevigd wordt. De stevige vrijwilligersploeg waar het museum gelukkig op kan rekenen, kan daar alleen maar baat bij hebben.