De Olympische Spelen hebben me altijd gefascineerd. Ik herinner me dat we in 1984 tijdens de spelen in LA zoals toen elk jaar in “Zon en Zee” zaten, en dat de uitzendingen van de spelen op een groot scherm me zeker zoveel interesseerden als het Noordzeestrand. Verder is nochtans aan mij een groot sporter noch sportkijker verloren gegaan. Maar de Spelen hebben iets magisch, iets dat verder reikt dan een wereldkampioenschap of een Ronde van Vlaanderen. Bovendien waardeer ik het egalitaire karakter, dat maakt dat je sportprestaties voor één keer tegen elkaar kan afwegen : goud is goud, of dat nu op de 100m sprint is, of in pakweg het Grieks-Romeins worstelen. Daarom vind ik het goed dat alle sporten op de spelen gehouden worden, zodat ook pakweg de tenniskampioenen van deze wereld op gelijke voet worden gezet met de schermers.
Toen mijn broer bij de start van de ticketverkoop dus opperde om naar de Spelen te gaan, leek me dat wel een goed idee. Zodat we meteen bij de eerste serie tickets die werd aangeboden onze kans hebben gewaagd, en al direct een mooi pakket te pakken kregen. Dat we dan later nog wat aanvulden, om zo vijf goed gevulde sportdagen te verzamelen.
De spannendste wedstrijd die we gezien hebben ? Het gewichtheffen bij de vrouwen in de categorie -75 ! Waarbij het goud naar Kazakhstan ging – het hoeft gelukkig niet altijd van Vinokourov te komen. In een samenvatting op tv is er niets aan te zien, maar het tactische verloop maakt een volledige wedstrijd heel genietbaar. De saaiste wedstrijd ? Voetbal, vrees ik. Zuid-Korea en Gabon hielden het op 0-0. Maar het Wembleystadion is een bezoekje meer dan waard.
Over Grieks-Romeins worstelen had ik het al : wel, dat het bekijken ook waard. Bovendien ziet het er allesbehalve te onderschatten uit. De Iraniër die het goud haalde in de categorie onder 55 kg zou ik alleszins niet graag ’s nachts tegenkomen (in Londen of Teheran, naar keuze) – ondanks het gewichtsverschil ! Bij het judo kregen we als toeschouwers het gezelschap van David Cameron en Vladimir Poetin; bizar om als “politiektoeschouwer” hoofdrolspelers van dit niveau live rond een sportveld tegen te komen. De Russische judoka deed dan maar wat van hem werd verwacht en haalde goud – het heeft wel iets om het Russisch volkslied te beluisteren in aanwezigheid van de president-dictator van dat land…
Verder stonden boksen, hockey, volleybal, atletiek en schermen op het programma. Ook die laatste sport is een stuk spannender dan ze er op tv uitziet, trouwens.
Wat viel op ? Wel, we hebben alleen maar volle zalen en stadions gezien. Die “lege zitjes” waar de pers het over heeft, zijn er wel, maar het gaat vaak over één vak in een hele zaal. Het enthousiasme van de Britten voor deze Spelen is dus groot. Bovendien werkt de organisatie er bewust aan om de sfeer (en het tempo) in de wedstrijden te houden. Ook dat waardeer ik aan de spelen : dat je in een zaal met tien (?) Kazachen toch met 6.000 mensen een Kazachse naar het goud kan schreeuwen – het vierde Olympisch record van de wedstrijd inbegrepen.
Hoe geraken al die mensen daar ? Onwaarschijnlijk vlotjes. Ik kende de Londense metro als een geoliede machine, maar dit sloeg alles. Gewoon van de wedstrijd naar de metro wandelen, en instappen. Daar kwam het meestal op neer. Ook als je met tienduizenden tegelijk afkwam. En ja, de rest van Londen was minder druk dan anders. De musea en musicals klagen erover. Je merkte het ook wel op plekken waar het anders veel drukker zou zijn. Wie de Spelen vermeed, zou wellicht een zeldzaam ongestoord bezoek aan de stad hebben kunnen brengen !
Al was vermijden natuurlijk geen evidentie. De parkoersen van de wegwedstrijden liepen langs de mooiste locaties van de stad. En je moest al heel ver wegkruipen om ze niet tegen te komen : de Olympische vrijwilligers om je de weg te wijzen. Daar wordt bij alle Spelen telkens lyrisch over gedaan. Wel, terecht, weet ik nu. Zeker voor de Britten. Ongelooflijk behulpzaam, en met hun typische mengeling van vriendelijkheid en de nodige humor. Agenten te paard die de kinderen spontaan uitnodigen om hun rijdier een goeiedag te komen zeggen, ik zie het nog niet zo meteen elders gebeuren. Het is een huizenhoog cliché, maar al die (vrijwillige en professionele) medewerkers zijn ongetwijfeld de echte helden van de Spelen.
Worden die dan misbruikt in een commercieel evenement, zoals je ook wel kan lezen. Eerlijk gezegd, ter plekke voelt het als zowat het minst commerciële evenement ooit aan. In en rond de stadions is geen enkel reclamepaneel te vinden. Op de schermen die overal hangen heb ik in die vijf dagen één bedankje aan de sponsors gehoord. Er is ons geen bon, geen staaltje, geen folder, niets in de handen geduwd. Ja, er staat een McDonaldsrestaurant in het Olympisch Park. En je kan overal alleen met Visa (of cash) betalen. Haal dat weg, en de Spelen zijn voor de toeschouwers ongeveer zo commercieel als de gemiddelde kerkdienst. Voor een stuk is dat uiteraard schijn die bedriegt. Maar toch…
Moet ik het ook nog over de Belgische medailles hebben ? Daar gingen we niet voor, gelukkig maar. Waarom halen we die niet ? Omdat we ze niet willen – als overheid, en als bevolking. Omdat we een toevalstreffer hier of daar al heel wat vinden. Omdat we er niet voor kiezen te mikken op topsport – in de breedte dan nog. Omdat we zelfs onze sterktes niet gebruiken. We zijn een wielerland. Waarom doen we dan niet mee in het baanwielrennen (Jolien D’Hoore niet te na gesproken) – toch niet omdat we er écht van overtuigd zijn dat de 20e plaats in Putte-Kapellen belangrijker is ?
Ik vind deze foto één van de meest ontroerende en veelzeggende van deze Spelen. Bradley Wiggins hangt zijn gouden medaille – in het báánwielrennen – van 2004 om de hals van een klein meisje. Acht jaar later heeft hij die ene medaille van toen al lang niet meer terug nodig. Hij draagt er alweer een nieuwe, bovenop zijn gele trui van de voorbije Tour – de weg naar Parijs loopt blijkbaar ook niet langs Putte-Kapellen. Maar zij heeft hem ook niet meer nodig. Laura Trott won er zelf twee. Gouden. De laatste keer dat een Belg dat deed, was in 1920 – in Antwerpen.
En tenslotte : moeten we de Spelen niet naar hier halen ? Neen, natuurlijk niet. Je hebt een wereldstad met een fijnmazig transportnetwerk, met hotels, met een basisinfrastructuur nodig, of je moet alles in “the middle of nowhere” opbouwen. Die middle of nowhere hebben we niet, en dat is natuurlijk ook de duurste optie. En die wereldstad hebben we ook niet. Als er in Antwerpen of Brussel één ding te doen is op een avond, dan raakt alles al overlast. Wel, tijdens de Spelen zijn er elke dag enkele tientallen grote evenementen. Overal een beetje Spelen organiseren is ook geen optie, de essentie is nu eenmaal dat je alle sporten zoveel mogelijk samenbrengt. Mensen moeten op een uurtje van atletiek naar gewichtheffen kunnen. Niets voor ons dus. Maar hopelijk toch ooit nog eens in de buurt !