London calling
Londen. Ik was daar voor een “Peer Review” die donderdag en vrijdag de manier waarop de Britten de evaluatie van het werkgelegenheidsbeleid organiseren onder de loep nam. Bijzonder interessant, en niet onverwacht kunnen we van de evaluatiecultuur over het Kanaal nog heel wat leren. Niet alleen op het gebied van werk, en niet alleen op federaal of regionaal niveau, maakte ik me overigens de bedenking. In het volgende Essense college hoort een schepen van beleidsevaluatie te zitten…
Ik heb besloten om het Londense verblijf nog een beetje te verlengen, op een moment dat ik nog niet wist dat me dat dan een trip Londen-Brussel-Luxemburg zou opleveren. Vertrek in Saint Pancras om 12u, aankomst in Kirschberg om 21u15… Dat leverde wel wat tijd op om mijn iPad tot tekstverwerker te bombarderen, zoals u nu kan vaststellen. En als u de Nieuwflits van deze maand zal lezen, weet dan dat die gedeeltelijk onder zee tot stand is gekomen.
Maar ik ging het over Londen hebben. Waar het prachtige weer natuurlijk uitnodigde om door de parken te wandelen en even op te gaan in de massa in Oxford of Regent Street. Ik hou van de bijna clichématige smeltkroes van culturen die toch uitdrukkelijk één samenleving vormen, ondanks de recente rellen. Ik vind het prachtig dat enkele personeelsleden in het hotel waar ik verbleef (véééél te duur voor wat het was) Engels sprak dat duidelijk erg onvolmaakt was. Ze had wel een baan; in Parijs kom je met evenwaardig Frans volgens mij nooit aan de bak, in Brussel moet je wellicht minstens drie talen spreken om een baan in de horeca te vinden (niet in de gemeentelijke administratie, natuurlijk…). Ik verstond haar wel. Verder zal ze het wel leren, on the job.
Ik bewonder de dynamiek van de Engelse samenleving, die in tegenstelling tot de VS wel een sociaal vangnet heeft en waar de raciale segregatie bestaat maar een stuk minder zichtbaar én veel diverser is dan in (met name) Washington. Maar ook een samenleving die de eigen geschiedenis en tradities koestert, met een politiek systeem dat ik soms beter begrijp dan het onze. En toch voldoende zelfkritisch – ik las onlangs Ghosts of Empire, een verhelderend boek over het Britse kolonialisme van de hand van Kwasi Kwarteng, conservatief parlementslid van niet-Engelse origine, zoals zijn naam suggereert (een equivalent zou een kritisch boek van een FDF-er over de verfransing van Vlaanderen vóór 1963 zijn). Dat boek droeg ook bij tot het voeden van een zekere fascinatie voor (Brits-)Indië – en dus ben ik voor het eerst door Brick Lane gewandeld, het Mekka (neen, dat is niet de geschikte metafoor) van de Indische keuken in Londen. Aangezien die keuken boven op mijn favorietenlijstje staat, heb ik er uiteraard ook van geproefd.
Ietwat absurder was dat de Britse collega’s ons uitnodigden in een restaurant waar de Palm van het vat was. En de “Brugse Zot” (nog nooit van gedronken). Al verbieden de regels van de Britse overheid om op staatskosten alcohol te schenken. Rare jongens, die Britten… Of toch niet, dus. Als ik al in een wereldstad zou kunnen wonen, dan wellicht deze.