Houston, we have a problem
De Space Shuttle is voor het laatst geland. Na 135 vluchten is het verhaal voorbij. Op mijn kamer hing vroeger een poster met de shuttle, bovenop het vliegtuig waarmee hij werd vervoerd. Daarna hing er één met de shuttle op het lanceerplatform. Het ruimteveer verbeeldde de droom (en blijkbaar ook de officiële ambitie) van onbeperkte bemande ruimtevluchten. Die ambitie heeft de shuttle nooit kunnen waarmaken : de technologie bleek uiteindelijk te kwetsbaar om van het ontsnappen uit de zwaartekracht van onze thuisplaneet zomaar routine te maken. Ook het ISS, het ruimtestation waarvoor de shuttle het transport moest verzorgen, is een aflopend verhaal.
De bemande ruimtevaart zit in een neergaande lijn. Het kind in mij dat de shuttle boven de kast hing ging er ongetwijfeld vanuit dat het nooit nog zover zou komen. Dat kind zag elke spectaculaire lancering van de Columbia, de Challenger, de Discovery, de Atlantis en de Endeavour als een fascinerende, zelfbewuste stap van de mensheid. Een stap in het onbekende, maar even goed één in de juiste richting.
Ik weet wel dat er met onbemande toestellen heel veel kan, dat we dankzij de satellieten en sondes die ons zonnestelsel bevolken heel veel leren over de oneindige ruimte om ons heen. Ik weet dat bemande vluchten ontzettend duur zijn, grote risico’s meebrengen en soms minder efficiënt zijn dan wanneer er geen mens meegaat. En toch ben en blijf ik ervan overtuigd dat de mensheid de roeping heeft om niet alleen verder te kijken dan de Aarde, maar ook verder te reizen. To boldly go where no man has gone before…
Overigens hoorde ik onlangs de uitspraak dat de dinosauriërs er nog zouden zijn geweest als ze een ruimtevaartprogramma hadden gehad. Iets waar we misschien eens over moeten nadenken als we de eerstvolgende geconsolideerde begroting van de Mensheid opstellen. Onze voorgangers kunnen inroepen dat ze het stadium van de financosaurus economicus niet hebben bereikt, maar dat excuus kunnen wij niet inroepen…