Als een wereld zo groot…
Als non-fictielezer kon ik uiteraard niet voorbijgaan aan “Congo” van David Van Reybrouck. Het lag onder de kerstboom. Omdat het niet bovenaan de “te lezen” stapel terechtkwam heeft het even geduurd vooraleer ik het opensloeg, en ook het lezen heb ik over enkele weken gespreid. Maar paaszaterdag vond ik wel een mooi moment om een kerstgeschenk te voltooien…
Wat kan ik erover zeggen. Dat het een prachtig boek is, brengt maar weinig bij. Het tegendeel zou verbazen voor een non-fictiewerk dat de AKO-literatuurprijs heeft gewonnen. Dat het geen erg vrolijk werk is, is ook niet verwonderlijk voor wie een klein beetje de Congolese geschiedenis kent. Al heeft het bij mij wel grote gaten in die kennis gedicht. Ik wist nauwelijks iets over de rol van het Belgisch-Congolese leger (de Force Publique) in de twee wereldoorlogen (Essense quizzers : let op !). En tot mijn schande bleek ik ook de recente Congolese geschiedenis (zo ongeveer van bij het aantreden van vader Kabila) eigenlijk niet goed te kennen.
“Congo” vertelt het verhaal van een prachtig land op basis van het verhaal van concrete mensen, zonder daarmee te verglijden naar pure anekdotiek of naar sensatiezucht. Dat maakt de kracht uit van het boek. Van Reybrouck lijkt bovendien erg goed de “ziel” van Congo te kunnen vatten, al is dat uiteraard moeilijk te beoordelen. Een aanrader, dus…
Het boek roept onvermijdelijk een stuk “schuldvraag” op : wie is verantwoordelijk voor wat pakweg de voorbije 125 jaar in Congo misliep. Een beetje tot mijn verrassing vind ik het antwoord niet zo eenvoudig. Natuurlijk is de rol van Leopold II, de Belgische kolonisatoren, Mobutu, Kagame… weinig verheffend. Maar af en toe bekruipt mij de neiging om te vinden dat de Congolezen zelf er zich wat te gemakkelijk van hebben afgemaakt. Het adagium wil dat elk land de leiders heeft die het verdiend – daar zit een grond van waarheid in, ook al verdient natuurlijk niemand een afwisseling tussen meedogenloze dictators en vechtende krijgsheren. Al blijft oorzaak en gevolg moeilijk in te schatten, en is de veerkracht van veel individuele Congolezen bovenmenselijk gebleken.
De vaststelling blijft dat het land een ongelooflijk potentieel heeft. Het is alleen erg ontnuchterend dat dit even waar was in pakweg 1885 of 1960 als vandaag, maar dat in tussentijd dat potentieel vooral op minder fraaie manieren tot uiting is gekomen.