Goede raad is duur
Om meer dan één reden was de gemeenteraadszitting van gisteren interessant. Er stonden enkele wisselingen van de wacht op het programma, die zoals bekend al wat eerder voorzien waren. Imelda Schrauwen verliet de raad en het college. Los van de politieke inschatting van de 22 jaar die ze in de raad heeft gezeten, waarvan als ik me niet vergis 16 in het college, heb ik –en ik vermoed dat dat zowat voor iedereen geldt– Imelda op menselijk vlak altijd gewaardeerd. Brigitte Quick werd de nieuwe schepen, Fons Tobback zit opnieuw in de raad – waarvoor mijn welgemeende felicitaties.
Inhoudelijk stonden vooral de bib en het gemeentehuis vooraan op de agenda. Er is een zekere gelijkenis tussen beide dossiers. Het gaat in de twee gevallen om een vraag die sterk wordt gedragen door de betrokken diensten, de sluiting van de wijkbibs en de uitbreiding van het gemeentehuis. En in de beide zijn recent nieuwe aspecten naar boven gekomen : een negatief advies van de cultuurraad en buurtprotest bij de bibliotheken, en een zeer zware onderschatting van de kosten bij het gemeentehuis. De architecten en ingenieurs hadden de prijs een kwart lager ingeschat dan de voordeligste bieding die is binnengekomen – een verschil dat de Essense belastingbetaler ettelijke honderdduizenden euro gaat kosten.
In beide dossiers was het duidelijk de bedoeling om door te bijten en zich niet te laten afleiden. Voor de bibliotheken is dat niet gelukt : de beslissing werd uitgesteld, en ik ben er redelijk gerust in dat de wijkbibs open gaan blijven. Welke dynamiek binnen de meerderheid heeft gespeeld, is niet helemaal duidelijk. Ik kan me niet voorstellen dat men daar nu plots van de meerwaarde van de wijkbibliotheken overtuigd is geraakt, dus zijn ze (gelukkig maar) gebogen voor het protest. Er moet een “draagvlak” worden gezocht voor de beslissing.
Voor het gemeentehuis hoeft dat duidelijk niet, dat draagvlak : daar blijkt het nog steeds geen probleem dat het hele project maar op 13 van de 25 stemmen in de gemeenteraad kan rekenen. De financiële impact van beide blijkt daarbij omgekeerd evenredig met de bereidheid om beslissingen te heroverwegen. Penny wise and pound foolish, heet dat in het Engels. De hele procedure waarbij eerst een lage raming aan de gemeenteraad wordt voorgelegd en later een (veel) hogere, is bedenkelijk uit zowel democratisch als economisch standpunt. Een weloverwogen (daar ga ik toch vanuit) “ja” van de raad op basis van een redelijke prijs leidt later al te gemakkelijk tot een “het zal wel moeten zeker” – want erop terugkomen is gezichtsverlies. Dat het meestal zo loopt, betekent ook dat aannemers weten dat ze openbare besturen tot een prijs boven de marktwaarde kunnen verleiden, waardoor de hele publieke sector te veel betaalt.
Moraal van het verhaal : het is jammer dat de belastingbetalers minder gemakkelijk dan de boekenliefhebbers te overtuigen zijn om aan het gemeentehuis een protestlied te komen zingen…
In verband met het dierenparkje (zie hieronder) heb ik ook nog van Gaston geleerd dat je een hertje dat drie dagen dood ligt weg te rotten moet “nuanceren”. Hierbij… Het dier leek sinds drie dagen iets minder levendig dan voorheen; het had zijn eetlust verloren en ook de ademhaling verliep niet zo vlot meer. Het had zich op de grond neergevleid, en bood nu een gezellige thuis aan hongerige insectenlarven. Zoiets ?
Tenslotte : om op tijd op deze gemeenteraad te zijn heb ik 70 EUR moeten betalen aan een taxichauffeur – de NMBS slaagde er immers alweer niet in om mij op minder dan 2u15 van Brussel naar Essen te vervoeren. Toch ben ik tevreden over mijn investering : liever zo dan mijn nagels (en vingers) af te zitten bijten in de trein.