Bij de beesten af
Wie aan politiek doet, vertrekt daarbij vaak vanuit een gevoel van verontwaardiging : iets in de samenleving loopt niet zoals het zou moeten. Daarom moeten er dingen veranderen (of bestaande zaken moeten juist worden bevestigd of versterkt, dat kan ook). Verontwaardiging over wat er in Pakistan gebeurt zonder dat de wereld wakker schiet, over ellenlange discussies over nochtans evidente aanpassingen aan de Belgische staatsstructuur, over een absurde toeslag die de NMBS heft op internationale tickets.
En in de gemeentepolitiek ? Daar ook, ja. Soms zit het in een klein hoekje. Ik vraag één tot twee keer per maand allerlei stukken op die ter bespreking aan het college zijn voorgelegd. Ik ga daarvoor af op het verslag van de collegevergaderingen, maar daar kan je niet altijd veel uit afleiden. Dus moet je soms je intuïtie volgen.
Zo kreeg ik vandaag een nota over het dierenparkje in het Sportpark onder ogen. Met deze passage :
“De veearts trof:
– Een damhert aan dat met zijn gewei gekneld zat;
– En drie jonge damherten waarvan een al zeker een paar dagen dood omdat -zo deelt hij me mee -er ruim een halve kg wormen opzaten. Het tweede hertje was aan het doodgaan. Het derde was nog fit.”
Minder dan twee weken later volgt dit :
“(de veearts) ging ter plaatse en trof er een dood geitje aan. De andere hadden diaree en heeft hij ontwormd. Een bijkomende vaststelling was het ontbreken van drinkwater.”
Het gemeentebestuur (“wij”, moet ik als raadslid eigenlijk schrijven) laat hertjes en geitjes voor dood achter. We wachten tot er klachten komen om ze water en eten te geven. Blijkbaar.
Ja, er zijn ergere dingen in de wereld, véél ergere. En toch is dit zonder meer schandalig. Te meer omdat het niet de eerste keer is dat er hier problemen zijn.
Gelukkig zijn er in dit soort omstandigheden ook mensen aan het Heuvelplein die hun verantwoordelijkheid nemen en toch (hoewel het hun taak niet is) iets doen. Maar het is hoog tijd dat er ook op politiek niveau, in het schepencollege, wordt opgetreden. Quousque tandem abutere, Catilina, patientia nostra ?