Voor het Essense woonbeleid betekenden de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 een duidelijke trendbreuk. De oorzaak ligt deels bij de vervanging van Open Vld door sp.a in de meerderheid en deels bij de grillen van de timing van de sociale huisvestingsmaatschappijen die in Essen actief zijn. Vóór 2006 had de private markt, opgejaagd door kandidaat-inwijkelingen vanuit Nederland, vrij spel in onze gemeente. Vanaf 2006 werd werk gemaakt van een sociaal woonbeleid. Een pluim voor het schepencollege en een bank vooruit ? Neen, integendeel.
In de eerste plaats werd gekozen voor een én/én-beleid. Essen werd voor 2006 door de private markt aan een redelijk snel tempo volgebouwd. Dat ritme vertraagde niet; de sociale woningen kwamen er alleen bij. Waardoor de open ruimte nog sneller verdwijnt. Maar in de nieuwe private verkavelingen worden toch deels sociale objectieven opgelegd ? Inderdaad, en daardoor lijkt het er soms op dat ze nog sneller goedgekeurd raken. De sociale redenen geven zo een extra versnelling aan de bouwwoede.
Is dat dan geen sociaal beleid ? Op korte termijn een beetje, op lange termijn absoluut niet. Het volbouwen van Essen zorgt voor mobiliteitsproblemen, maar ook voor sociale spanningen. Ook het verlies van het groene karakter van de gemeente en van het typische dorpsbeeld tast de sociale samenhang aan (om maar te zwijgen van de gevolgen voor het leefmilieu). En de grondschaarste gaat op termijn ongetwijfeld de vastgoedprijzen nog verder in de hoogte jagen.
Bovendien werd voor de verkeerde woningen gekozen, zowel in private als sociale verkavelingen. In het kader van grootschalige projecten werden typisch voorstedelijke koop- en huurwoningen ingeplant, vaak bovendien aan een prijs die voor de (jonge) Essenaar niet gemakkelijk op de tafel kan worden gelegd. De logica van de projectontwikkelaars, maar ook die van de sociale huisvestingsmaatschappijen, primeerde op de noden van de bevolking. Zo wordt een sterke inwijking aangemoedigd, terwijl jonge Essenaren ofwel wegtrekken ofwel als ze over voldoende geld beschikken noodgedwongen zelf bouwen in plaats van een woning te kunnen kopen – nog een factor die het snelle volbouwen van de gemeente. Dat die bouwactiviteit zich dan ook nog vaak in de weekendzone afspeelt, is een bijkomend probleem voor het beleid.
Als we het hebben over “voorstedelijk” aandoende projecten, dan komen we natuurlijk snel uit bij de appartementsbouw in onze gemeente. Die gaat voor een belangrijk deel uit van een denkfout : heel wat Essenaren (jongeren, eenoudergezinnen, senioren…) zoeken een kleine en betaalbare woning. Maar dat is niet hetzelfde als een appartement ! Nogal wat van die groepen zijn op zoek naar een klein huisje. De appartementen zullen de Essenaren niet in Essen houden, maar ze integendeel wegjagen naar plaatsen waar het plattelandskarakter wel gewaarborgd is.
De woningbehoeftestudie die de gemeente Essen liet uitvoeren legt de vinger op een aantal van deze wonden. De studie bevat ook de voorzichtige aanzet voor een ander beleid, maar lijkt in de eerste plaats toch vooral te moeten dienen om nog een aantal jaren op de ingeslagen bouwsnelweg te kunnen doorgaan.
Wat is er dan wel nodig ? Volgens mij een beleid dat “bescheiden en duurzaam wonen” als uitgangspunt neemt en vanuit volgende principes vertrekt :
1. Een restrictief beleid voeren waarbij bijkomende bebouwing met mondjesmaat wordt toegestaan.
2. Bij de realisatie van woningen de voorkeur geven aan kleinschalige sociale projecten, van enkele huizen, afgestemd om het inkomen van jonge Essense gezinnen.
3. Zeer restrictief omgaan met nieuwe appartementen.
4. Heel sterk inzetten op renovatie van bestaande woningen, door wie zelf aan de slag wil gaan sterk financieel aan te moedigen én door als overheid zelf huizen te kopen, te renoveren en vervolgens aan betaalbare prijzen te verkopen.
5. Sociale verkavelingen opzetten, waarbij niet al te grote stukjes bouwgrond op de markt worden gebracht.
6. Al deze zaken vertalen in sterke ruimtelijke ordeningsinstrumenten (stedenbouwkundige verordeningen) waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de decretale mogelijkheden (zoals wonen in eigen streek).
In de woningbehoeftestudie wordt gesproken van een trendbreuk, maar hoe die zal worden gerealiseerd komt onvoldoende tot uiting. Het is nochtans meer dan ooit tijd om ongebonden aan projectontwikkelaars én sociale woninggiganten, stevige knopen door te hakken.
Overigens past het Sociaal Verhuurkantoor dat door het OCMW werd opgezet wel in de juiste beleidslijn. Het voorstel uit 2003 dat aan de basis daarvan ligt, toont meteen aan dat mijn analyse niet zomaar uit de lucht komt gevallen…