Groot Nederlander
Hans Van Mierlo is overleden. Met hem verliest de Nederlandse politiek een zeer verstandige en vooral zeer begeesterende voorman. Hij stond aan de wieg van D66 en leidde die partij gedurende vele jaren. Vanuit een diepe democratische bekommernis en een sociaal-liberale visie (al hield hij niet zo van die woordkeuze) toonde hij aan dat er een alternatief is voor de verzuiling en voor het inhoudsarme machtsdenken van vooral de christen-democratie in zijn land. Van Mierlo maakte uiteindelijk paars mogelijk in Nederland, en zette daarmee ook Vlaanderen aan het denken. Daarmee is hij dus ook een beetje de vader van de regeringen-Verhofstadt. Paars bleek uiteindelijk geen wondermiddel, in het noorden niet en ook niet hier. Maar het maakte wel een einde aan de vanzelfsprekend van een christen-democratisch bestuur – iets waar op dit ogenblik overigens vooral de N-VA baat bij lijkt te hebben.
Van Mierlo zette een bestaande maar sluimerende politieke stroming op het spoor en veranderde daarmee het politieke aanschijn van zijn land – zijn rol is daarmee vergelijkbaar met die van Hugo Schiltz in Vlaanderen. De realisatie van ideeën ging daarbij voor op electoraal succes, en ook dat maakt Van Mierlo tot een bijzonder man. Maar wat mij vooral bijblijft en inspireert is zijn principiële redelijkheid, zijn durf om vraagtekens te zetten bij zijn eigen ideeën en zijn geloof radicale veranderingen – via kleine stapjes vooruit.
In Nederland is de titel “Minister van Staat” –in tegenstelling tot bij ons– voorbehouden voor echte staatsmannen (-en vrouwen), waarbij niet noodzakelijk politieke evenwichten moeten worden nageleefd. Van Mierlo droeg de titel meer dan terecht.
Zijn D66 staat er in de opiniepeilingen goed voor, al valt af te wachten wat het effect zal zijn van de wissel Bos-Cohen bij de PvdA (een politieke meesterzet). Maar D66-leider Alexander Pechtold kiest duidelijk voor de voetsporen van Van Mierlo. Het zou een mooi eerbetoon zijn als de Nederlandse kiezer dat op 9 juni honoreert.