Zonder Kris-is
Er is een nieuwe Vlaamse regering. Er werd een regeerakoord onderhandeld, de posten werden verdeeld en netjes op elf juli kregen de nieuwe ministers ook een gezicht.
In de eerste plaats valt de stijlbreuk op tegenover de onderhandelingen over de nieuwe federale regering in 2007. Niet alleen verliep alles in Vlaanderen veel vlotter (wat bij gebrek aan communautaire dimensie niet helemaal verwonderlijk is), de discussie werd ook niet op de straatstenen en voor de camera’s gevoerd. Wellicht heeft ook het grote regietalent van minister-president Kris Peeters daarmee te maken.
Inhoudelijk geldt natuurlijk vooral dat “the proof of the pudding is in the eating”. In het regeerakkoord zie ik een aantal sterke punten : de extra aandacht voor kinderopvang, de brede school, de vrij doordachte uitbouw van de sociale bescherming, de bijkomende middelen voor kinderopvang… Ook wat de prioriteiten die ik in mijn verkiezingscampagne vooropstelde betreft, zie ik vooruitgang : er worden stappen gezet in de richting van meer innovatie, meer groene energie en een sterker openbaar vervoer. Al had het hier en daar toch wat meer mogen zijn, wat mij betreft. Over werkgelegenheid ga ik me om professionele redenen nu niet uitspreken, maar het bijna-afschaffen van de jobkorting is natuurlijk een goede zaak (helemaal afschaffen zou nog beter zijn geweest). Ook de voorzichtige aanzet om te komen tot persoonsgebonden budgetten in de zorgsector kan ik wel waarderen.
De communautaire strategie waarvoor gekozen wordt, is opmerkelijk en wat mij betreft erg interessant. De essentie is het optimale gebruik van de eigen bevoegdheden, die er toe moet bijdragen dat de federale verantwoordelijken en de franstalige partijen zelf vragende partij worden voor een grote onderhandelingsronde. Dat is alvast een aanpak die veel meer perspectieven biedt dan de dwaze premisse uit het vorige Vlaamse regeerakkoord dat de Vlaamse partijen die het ondertekenden er federaal voor moesten zorgen dat er vooruitgang zou worden geboekt, om daaraan dan een hele bundel eisen te koppelen waarvan de moeilijkste (de splitsing van BHV) zelfs “onverwijld” moest worden uitgevoerd.
Natuurlijk zie ik ook minpunten. Het vooropgestelde beleid op het vlak van milieu en ruimtelijke ordening lijkt me onvoldoende ambitieus. Maar vooral over het begrotingsbeleid maak ik me zorgen. Vlaanderen moet absoluut zo snel mogelijk een structureel financieel overschot opbouwen. Niet om de federale begrotingscijfers te doen kloppen (desnoods wordt moet het Vlaams overschot op één of andere “ESR-neutraal” worden gemaakt, zodat Europa het niet meetelt), maar wel omdat dat nodig is voor de Vlaamse toekomst.
Uit de invulling van de ministerposten vallen enkele lessen te trekken. CD&V bleef zijn eigen zelf : het stuurde de verwachte namen en hield de bevoegdheden waaraan de eigen zuil het meest gehecht is voor zich. De sp.a blijft een partij in moeilijkheden : de prijs die wordt betaald voor het behoud van de bevoegdheid over onderwijs (om welk verschil te maken ?) en voor “één minister meer dan de N-VA” is hoog. Dat partijvoorzitter Gennez bovendien Frank Vandenbroucke dumpte (want dat is het gepaste woord) is een zoveelste voorbeeld van het onbegrijpelijke personeelsbeleid van de partij. Al verstevigt Gennez wel de eigen positie. N-VA-voorzitter Bart De Wever toont zich tenslotte een uiterst efficiënt onderhandelaar en een meester-tacticus. De komst van Philippe Muyters is een prachtige zet, en de man krijgt bovendien meer bevoegdheden dan op zijn naamkaartje zullen passen.
Overigens zie ik totaal geen democratisch probleem in het aanduiden van ministers van buiten het Vlaams Parlement. Integendeel. De kiezer kiest het parlement, dat bepaalt het beleid en controleert de regering. Het parlement kiest de regering. Er is geen enkele reden waarom dat parlement zich zou beperken tot de eigen leden. In Nederland bijvoorbeeld stappen er traditioneel maar weinig parlementairen over naar de regering. Dat versterkt het parlement, want dat werkt een stuk onafhankelijker. Bovendien verwordt het parlement zo veel minder tot een “wachtkamer voor kandidaat-ministers”. Het maakt de verkiezingscampagne ook zuiverder : we kiezen parlementsleden, geen ministers. En ook de regering wordt versterkt via het inbrengen van bekwame buitenstaanders. Leve de niet-verkozen ministers !
Daarmee is de Vlaamse regering in principe weer voor vijf jaar vertrokken. Afwachten of de kans op een “goed bestuur” die er duidelijk is toch weer niet gaat verzanden in een “geen keuze”-beleid à la CD&V of wordt overschaduwd door symboolbeleid (waar de sp.a sterk in is) of een verlies van de communautaire koelbloedigheid (die van de N-VA-achterban wordt gevraagd, opdat de strategie zou kunnen werken).
Ondertussen stel ik voor om aan Frank Vandenbroucke het SLP-partijapparaat op een presenteerblad aan te bieden. We hebben daarbij niets te verliezen : al het lukt, dan hebben we een overlevingskans mét een sterk sociaal-liberaal boegbeeld.