Astra-astro
De toekomst van Opel Antwerpen lijkt wel hét belangrijkste economische vraagstuk in de huidige verkiezingscampagne. Drie kandidaat-overnemers hebben zich gemeld voor Opel, de Europese tak van General Motors, en in Vlaanderen worden ze uiteraard vooral beoordeeld op hun plannen met de vestiging hier. Geen van de drie engageert zich duidelijk, en dus probeert men uit “signalen” vanalles af te leiden. De economische pers doet af en toe denken aan de astro-programma’s die je te zien krijgt wanneer je te laat op de verkeerde zender afstemt…
Natuurlijk is Opel een belangrijk bedrijf, en zou de sluiting voor heel wat mensen -ook uit mijn streek- een ramp zijn. Toch moet iedereen beseffen dat de Vlaamse, en de Antwerpse, economie niet staat of valt met Opel – of met de auto-industrie in het algemeen. Gelukkig maar, want die auto-industrie is stilaan uit Vlaanderen aan het wegtrekken. Dat was zo voor de crisis, en dat zal na de crisis nog steeds zo zijn. We kunnen proberen dat wat te sturen, maar we mogen niet het risico lopen om stapels overheidsgeld te gaan steken in wat uiteindelijk een bodemloze put zal blijken. De vergelijking met de Waalse staalnijverheid is zeer instructief : de miljarden Belgische franken voor Cockerill-Sambre hebben alleen bijgedragen tot het uitstellen van de broodnodige reconversie van de Waalse economie. En eerlijk gezegd, het toekomstperspectief in Europa voor de massaproductie van wagens die op petroleum rijden is nu eenmaal niet echt gunstig.
Vlaanderen moet een tweesporenbeleid voeren, vanaf vandaag. In de eerste plaats moet de auto-industrie die op een nieuw spoor kan worden gezet (richting innovatie en milieu-vriendelijke wagens) aangemoedigd worden. Waarbij het voor onze toekomst nuttiger is om een veelbelovend bedrijf van 1.000 werknemers te steunen dan een wegkwijnend van 5.000. En in de tweede plaats moet dringend worden gezocht naar alternatieve mogelijkheden, liefst in sectoren waar de ervaring vanuit de autoproductie zo nuttig mogelijk is. En wel nu.
Natuurlijk hoop ik dat Opel open kan blijven, en als de Vlaamse regering daartoe kan bijdragen moet ze die kans grijpen. Maar niet ten koste van alles, en zéker niet via een verhaal waarbij telkens opnieuw vers geld zal worden gevraagd – elke steun moet dus voorwaardelijk en eenmalig zijn. En de discussie over Opel mag in elk geval geen excuus zijn om vanaf vandaag niet volop in te zetten op de kenniseconomie die Europa (over)morgen onvermijdelijk zal (moeten) worden.