Archief van
Maand: februari 2009

Binnen of buiten ?

Binnen of buiten ?

De Israelische verkiezingen van vorige week hebben een politiek landschap opgeleverd dat (zo mogelijk) nog ingewikkelder is dan in dit land. De centrumpartij Kadima werd de grootste, maar de rechtse Likud volgt op één zetel, en verder deden vooral de rechtse partijen het goed. Likudleider Netanyahu, wiens eerdere premierschap een ramp was voor Israel, heeft het initiatief in handen gekregen. Hijzelf, en zeker zijn partij en de potentiële bondgenoten, staan zeer afkerig tegenover elke toegeving aan de Palestijnen. Toegevingen die nochtans absoluut noodzakelijk zullen zijn opdat vrede in het “Beloofde Land” enige kans zou maken. Een vrede die zeer zou bijdragen aan een meer stabiel Midden-Oosten en daarmee aan een veiliger wereld.

De vraag is vooral wat Kamida-aanvoerster Livni zal doen : in de regering stappen om te proberen het beleid enigszins bij te sturen of langs de kant blijven staan om een al te rechtse aanpak niet te legitimeren. Een boeiend dilemma, waarvoor uiteindelijk elke politicus of partij wel eens wordt geplaatst, al is dat niet altijd in de dramatische omstandigheid van een (voortdurend) militair conflict. De vraag tot waar je de eigen principes (tijdelijk) kan opschorten zonder dat ze ongeloofwaardig worden, de vraag hoeveel je (voorlopig) kan inslikken zonder te verstikken vergt vaak een nummertje koorddansen. De manier waarop partijen ermee omgaan, verklaart veel van hun eigenheid, soms zelfs méér dan het partijprogramma op zich. Dat de PS besloot om in een in wezen centrum-rechtse federale regering te stappen en de sp.a aan de kant bleef, geeft iets van dat verschil weer. Ook al is de PS duidelijk “linkser” dan de sp.a, de weg van het “minste kwaad” trok haar duidelijk meer aan – ook al omdat de vergroeiing met de macht nu eenmaal de Waalse socialisten kenmerkt. Ook de breuk in het kartel CD&V/N-VA heeft iets met deze afweging te maken.

Het blijft altijd een kwestie van zorgvuldig het voor en tegen tegenover elkaar plaatsen, en duidelijk vastleggen waar de eigen grens ligt. Zo zou ik nooit in een gemeentebestuur willen stappen dat niet op een heel heldere en open manier zou willen besturen, en ook inhoudelijk zijn er enkele uitgangspunten die ik niet in vraag zou willen stellen. Wat ik in het geval van Livni zou doen ? Het is moeilijk, maar in de situatie waarin Israel zich bevindt lijkt mee regeren me uiteindelijk de meest verantwoorde keuze. Zelfs als grootste partij vanop de tweede rij. Mits keiharde garanties. Al bleken die in het verleden soms al even waterdicht als de garanties voor een “grote staatshervorming”. Maar niet meedoen is wellicht nog nét iets onvergeeflijker.

Het is stil waar het nooit waait

Het is stil waar het nooit waait

’t Is rustig in de Essense politiek. De gemeenteraad van februati is niet doorgegaan en de enige commissievergadering die dit jaar al werd georganiseerd kwam er op vraag van de oppositie. Die rust kwam twee dingen betekenen : ofwel gebeurt er inderdaad niets, ofwel wordt er in de achterkamers van het gemeentehuis wel hard gewerkt. In twee gevallen wekt dat bij mij natuurlijk enige oppositie-achterdocht op.

Dat er niets zou gebeuren, is onverantwoord. Wie de beleidsplannen van de meerderheid af en toe doorbladert, ziet dat er nog meer dan genoeg brood op de plank ligt. Nu stilvallen betekent dat onvermijdelijk heel wat voorgenomen beleid deze legislatuur (weer) niet zal kunnen worden gerealiseerd.

Maar ook het achterkameralternatief wantrouw ik, uiteraard. In de eerste plaats uit gezonde nieuwsgierigheid. Gezond, want “kennis is macht” en je moet weten wat er gebeurt om nog maar te kunnen proberen eventueel bij te sturen, als dat belangrijk zou zijn. En ook uit bekommernis voor het democratische debat : alleen als in alle openheid over beleidskeuzes kan worden gediscussieerd, alleen als die keuzes vanuit verschillende invalshoeken worden bekeken, alleen als de inzichten van iedereen worden samengebracht, kan een gedegen en gedragen beleid tot stand komen.

Minder vergaderingen betekent af en toe een extra avondje knus thuis, wat ik zeker in de wintermaanden wel kan waarderen. Maar eigenlijk is het geen goede zaak. Ik hoop dat het interludium zo stilaan voorbij is.

20°C

20°C

Ik heb een weekje in Lissabon gezeten, voor een ILO-conferentie. Eerlijk gezegd een beetje tegen mijn zin : ik hou meer van vergaderingen waarvan ik het verloop ook enigszins kan beïnvloeden. Al maakte het weer vanaf het midden van de week wel één en ander goed : in februari op een terrasje iets gaan eten geeft toch wel een goed gevoel. Ik heb in datzelfde Lissabon ook al eens in oktober ’s avonds laat op een terras gezeten. Het weer in deze wereld is niet eerlijk verdeeld, maar dat is wellicht geen nieuws.

De vergadering stond vooral in het teken van de economische crisis, ook al weinig verrassend. Op mij maakten daarbij degenen die al voorbij de crisis durven kijken de beste indruk. Niet dat ze de problemen ontkennen – en velen vermoeden dat we nog maar aan het begin staan – maar het komt er volgens hen wel op aan om te zorgen dat de oplossingen die we nu kiezen ons ook op langere termijn sterker maken. Zodat de volgende economische recessie minder onverwacht en ook vooral minder diepgaand zal zijn. Ik denk niet dat we op dat vlak bij ons nu “goed bezig” zijn. Ik vrees vooral voor een ontsporing van de begroting die de werkende generatie opnieuw een hoge factuur zal presenteren.

Wie durft voldoende vooruitziend zijn om nu de hervormingen door te voeren (op de arbeidsmarkt, in de energiesector, in de sociale zekerheid, bij de overheid…) die zullen maken dat Vlaanderen optimaal zal profiteren van de economische heropleving die er vroeg of laat toch komt ? Eigenlijk ben ik er niet optimistisch over, maar zwartkijken zal ook niet helpen, want zoals de Portugese premier het uitdrukte heeft “pessimisme nog nooit één baan gecreëerd”. Dus probeer ik erin te geloven dat het wel kan. Of is dat het gevolg van een Portugese zonneslag ?

Salut Didier

Salut Didier

Ik ben niet degene die vindt dat alles wat er in België misloopt de schuld is van “de Franstaligen”. Dat is me veel te gemakkelijk. Ik vind het ook te eenvoudig om de politici uit het Zuiden zomaar af te schilderen als onredelijke figuren die niet begrijpen waar het om gaat en die niet willen inzien dat de Vlamingen het beste met hen voor hebben. Ik zie geen reden om te denken dat een Waals politicus per definitie minder bekwaam of verstandig zou zijn dan een Vlaming. Ook de kritiek op Didier Reynders vond ik niet altijd terecht. Dat hij de “slechtste minister van financiën ooit” zou zijn, is een redelijk groteske en daardoor ook gratuite bewering.

Maar er zijn wel grenzen. Het Fortisdebacle neemt stilaan belachelijke proporties aan. Waarom slagen alle landen erin snel en efficiënt voor hun banken een goede oplossing te vinden, maar eindigt dat bij ons in een onontwarbaar juridisch kluwen ? En vooral : hoe kan het dat de minister van financiën op het laatste ogenblik erin slaagt om de cruciale stemming bij de aandeelhouders alsnog in de verkeerde richting te sturen ? Ik heb het nu wel gehad met de Tefalminister, waar geen enkele kritiek aan blijft kleven. Ik ben ervan overtuigd dat de MR andere bekwame mensen in de rangen heeft (desnoods moet Louis Michel maar terugkomen), en de partij is op dit ogenblik absoluut onmisbaar voor Wallonië en daarmee ook voor de federatie. Maar voor Reynders past op dit ogenblik alleen de stap terug. Waarna de onderzoekscommissie hem eventueel van elke blaam kan zuiveren, natuurlijk…

Avec le vent de l’est, écoutez-le tenir

Avec le vent de l’est, écoutez-le tenir

Ons land investeert niet genoeg in windenergie. Dat bleek gisteren uit een internationale vergelijking. Het is een goede gewoonte van politici alhier om dan op de boodschapper te gaan schieten : de cijfers kloppen niet, of moeten toch in perspectief worden geplaatst. Volgens onze eigen maatstaven doen we het zo slecht niet. Die reactie is redelijk belachelijk. Natuurlijk kan je voor elke statistiek een andere manier van berekenen bedenken waarbij het klassement verandert. Maar als een ernstige internationale instelling cijfers publiceert, dan zijn die meestal gebaseerd op afspraken over een uniforme manier van meten. Je kan die afspraken proberen te veranderen, maar dat lukt (terecht) vaak niet als het louter om een poging gaat om de realiteit te verhullen. En ondertussen hoor je in de eerste plaats te kijken naar de boodschap die de cijfers brengen.

In dit geval : België en Vlaanderen lopen achterop. Dat komt omdat er weinig plaats is voor windmolens, en omdat die voor hinder zorgen. Zo lees ik toch. Dat klopt natuurlijk voor een deel : het is hier zo vol gebouwd dat er niet veel meer bij kan. Maar ook op plaatsen waar het wel kan wordt te vaak geaarzeld en getalmd, geholpen door lange procedures waar bureaucraten lang tijd mee kunnen winnen. Omdat we in dit land nooit echt een keuze durven maken. Omdat we, in dit geval, niet voluit durven gaan voor windenergie én voor de “groene banen” die die sector kan opleveren.

Dat is het verhaal van Essen, waar het schepencollege (inclusief de sp.a) warm en koud blaast over de mogelijke inplanting van windmolens in het nochtans bij uitstek daarvoor geschikte industrieterrein Rijkmaker. Het is ongetwijfeld het verhaal van zoveel dergelijke kansen in Vlaanderen die onbenut blijven. Wind is hier nochtans genoeg, zoals Brel in Le Plat Pays al zong.

Ondertussen lopen Duitsland en Spanje ons in een razendsnel tempo voorbij (Don Quichote draait zich ongetwijfeld om in zijn graf). Als er de autosector banen naar één van die landen verdwijnen, ontketent dat een storm. Voor die automobielsector moet zelfs het gezonde economisch verstand van Kris Peeters wijken en wordt van staatssteun in de beste traditie van Cockerill Sambre gesproken (want wat we zelf doen, doen we beter). Hier ligt een zinvolle investeringskans, goed voor economie en ecologie. Waar blijft de Vlaamse regering nu ? En waarom komen de vakbonden niet op straat vóór de windmolens ?

Homo ludens

Homo ludens

Ze wonen nog steeds op mijn zolder. Met ongeveer 120 zijn ze, schat ik. Met verder nog een behoorlijke kudde paarden, wat koeien, honden, kippen en varkens. Enkele leeuwen zijn er ook bij, een beer (of meer dan één), minstens één zeehond en ook nog een neushoorn. Of is die zijn hoorn kwijt ? Enkele kamelen ook nog, als ik het me goed herinner.

Maar het is er behoorlijk rustig, zelfs eerder doods. Toch alweer een hele tijd. Erg beweeglijk waren ze nooit, maar nu lijken ze helemaal verstijfd. De wanden van hun prefabhuizen liggen samen met de huisraad, met de auto’s zonder dak, de boten en de vliegtuigen en zelfs de landbouwmachines samen met hun bewoners in een plastic massagraf. Het ruimteschip lijkt neergestort, de brandweerwagen is uitgeblust en de trein heeft een onbepaalde vertraging omdat er geen spoor meer ligt – dat is nog eens een goed excuus, vrienden van de NMBS.

Vroeger was het anders. Ze beleefden avonturen, werkten in de bakkerij of op het land, voerden oorlogen met allerlei wapentuig, speelden zelfs voetbal, of kochten en verkochten. Al maakt de economist in mij zich de bedenking dat de geldvoorraad (die in één schatkist kon) wellicht ongezond klein was om de economie echt op gang te houden. Wat des te meer tijd opleverde voor ingewikkelde intriges.

Ik heb het over Playmobil, voor wie het nog niet doorhad. Dat was met zeer grote voorsprong mijn favoriete speelgoed. Ik bestuurde heelder dorpen en werelden, al dan niet samen met mijn broer, mijn neef en andere vriendjes. De setting konden de Middeleeuwen zijn, de Amerikaanse Burgeroorlog of het ruimtetijdperk van een onzekere toekomst. Of gewoon het zeer dagelijkse leven van de 20e eeuw, met de trein die door het landschap rijdt en mensen en goederen vervoert, bijvoorbeeld. Als was de kans op pakweg moord in die trein net iets groter dan in de statistieken…

Over oorzaak en gevolg kan je discussiëren, maar mijn interesse in de maatschappij heeft zeker een verband met de kleine plastic mannetjes met weinig gewrichten. Lego, bijvoorbeeld, zei mij heel wat minder. Als er iets gebouwd moest worden, moest dat vooral heel erg functioneel zijn om snel te kunnen worden ingezet in één of ander scenario. Een vierkant gebouw kon met enkele aanpassingen kasteel of ruimteschip worden, tijd steken in uitgewerkte kantelen was niet echt mijn ding. Ik ben dan ook geen ingenieur geworden, en ieder wie wel eens over een brug rijdt moet mijn daar wellicht dankbaar voor zijn. Neen, Lego was iets voor één dag. Playmobil was veel meer dan dat. Het was het leven. En ik betrap er mezelf op dat ik in de toevallige speelgoedfolder die ik in de bus vind of de winkel die ik binnenwandel soms toch even kijk wat er in het aanbod zit. Dat is dan altijd behoorlijk indrukwekkend trouwens. De kinderen van vandaag hebben toch maar geluk, denk ik dan.

De Playmobilventjes hebben, ongetwijfeld zonder het te weten, een belangrijke rol gespeeld in mijn eerste levensjaren. Praten kunnen ze gelukkig niet, want sommigen zouden mijn claim dat ik voor “goed bestuur” opkom ongetwijfeld met enkele rake tegenvoorbeelden de kop kunnen indrukken. Misschien verdienen ze wel beter dan de plastic box waarin ze roerloos liggen te wachten tot iemand hen van anoniemeling met een simpel hoofddeksel en een attribuut in de hand nog eens verandert in een cowboy, een ridder, een garagist of een astronaut.

In de krant las ik dat Hans Beck, die Playmobil heeft bedacht, op 78-jarige leeftijd is overleden. Ik had nooit van de man gehoord – al gaat de kwisser in mij proberen de naam te onthouden. Maar het bericht was de aanleiding voor een beetje nostalgie. Waarvoor ik hem graag alsnog bedank. Zijn creaties houden vele minuten stilte, altijd eigenlijk. Maar deze minuut is voor hem.

Prijs/kwaliteit

Prijs/kwaliteit

De trein wordt duurder. Persoonlijk heb ik er niet echt last van, want mijn werkgever (dat bent u, beste belastingbetaler) neemt de volledige kost van mijn abonnement voor zijn rekening. Waarvoor mijn zeer welgemeende dank. En alles wordt duurder, een aanpassing aan de inflatie zou je dus “normaal” kunnen noemen. Maar het blijft om een prijsverhoging gaan van een vooralsnog redelijk onvolmaakt product. Dus blijft dit tegen de borst stuiten. Van mij mag de trein duurder worden, en ik heb al eens geschreven dat ik gerust enkele honderden euro’s per jaar extra wil betalen (uit mijn eigen zak, niet die van u…) als ik daarvoor gegarandeerde stiptheid in de plaats krijg. Maar tegen deze prijsverhoging zou de federale regering nu eens wél moeten optreden. Waar zit Minister Quickie als je hem echt nodig hebt ?

Er was deze week ook goed treinnieuws, trouwens : op www.railtime.be kunnen we vanaf nu onze vertragingen bekijken. Zéér handig voor wie zijn werkuren, zoals ik, daar eventueel aan kan aanpassen. Toch vind ik het een beetje alsof de bakker een site zou maken om te verwittigen welk type brood in de rekken ligt dat eigenlijk al niet zo vers meer is. Goed om weten, natuurlijk. Maar ik hoop toch dat de site zichzelf overbodig gaat maken, of toch snel uit mijn “favorieten” gaat verdwijnen.