Laat ik toch maar niet spelen met de datering en gebruik maken van de afstand die de tijd biedt… Op 23 september barstte het kartel CD&V/N-VA. N-VA hield de dag voordien een congres waarop beslist werd om de federale regering niet langer te steunen. De partij stapte zo uit een meerderheid waar ze nooit echt was ingestapt. Wél een congres over de uitstap, niet over de instap : het moet een unicum in de politieke geschiedenis zijn. Uiteraard kon N-VA niet veel anders meer doen : de communautaire onderhandelingen waren leken niet echt meer op een geloofwaardige route in de richting van een stevige staatshervorming. N-VA zocht dus een aanleiding om eruit te stappen. Dat ging op 15 juli niet : er was simpelweg niet meer genoeg volk in de Wetstraat om aan “crisis” te doen. Dus werd er een congres vastgelegd in september, de kroniek van de aangekondigde uitstap.
In elk kartel hebben beide partners verschillende verwachtingen. Dat is geen probleem (kartelpartners zijn geen tweelingen), zolang die verwachtingen met elkaar verzoenbaar zijn. Om dat te weten, moeten beide partners elkaar voldoende kennen – ze moeten niet alleen weten wat de ander zegt, maar vooral hoe de ander denkt. Als ik zoek naar structurele oorzaken van de breuk in het kartel CD&V/N-VA kom ik eerst daar uit : CD&V zag in N-VA te veel een politieke partij naar eigen beeld en gelijkenis.
Het fundamentele zelfbeeld van CD&V is voor mij de overtuiging dat de partij geroepen is om (land, gewest, provincie en gemeente) te besturen. De overtuiging dat hun mensen dat beter doen dan wie dan ook, vanuit hun (bijna mythische) inbedding in de samenleving. De overtuiging dat ze evenwichten kunnen vinden waar anderen alleen verschillende keuzes zien. Dus moeten verkiezingen gewonnen worden, waarna de evidentie kan worden aangetoond dat ze het inderdaad beter doen. Dat uitte zich concreet in het mantra van het “goed bestuur” : vraag ons niet meteen wát we gaan doen, maar weet dat we het beter zullen doen. Op alle domeinen, dus ook op dat van de staatshervorming.
CD&V zag in N-VA de geknipte partner : N-VA wilde immers hetzelfde : goed bestuur, en een staatshervorming. Maar voor N-VA is goed bestuur iets anders : het is veel minder de overtuiging dat de eigen politici zoveel bekwamer zijn dan de anderen, het gaat vooral om een andere bestuursstijl : net iets degelijker, rechtlijniger, visionairder. En de staatshervorming is voor N-VA ook geen onderdeel van dat goed bestuur, maar een voorafgaande voorwaarde ervoor. Met N-VA-ers is het perfect mogelijk compromissen te maken op alle beleidsdomeinen. Alleen ligt de lat op het terrein van de staatshervorming ontzettend hoog – nogal vanzelfsprekend overigens voor een partij die als uiteindelijk doel de Vlaamse onafhankelijkheid vooropsteld, dat mag niemand dus verrassen.
Ook CD&V wilde en wil die staatshervorming. Maar het zit die partij in de genen om eerst en vooral de plaats aan de tafel te willen veiligstellen, om daarna pas over het menu te praten. De ontstane contradictie tussen “goed bestuur” en “geen regeringsdeelname zonder staatshervorming” kon uiteindelijk voor CD&V alleen beslist worden ten voordele van een regeringsdeelname. En voor N-VA geldt net het omgekeerde.
Dus kende CD&V N-VA onvoldoende – ze hadden me altijd even mogen bellen : wat ik waardeer aan de N-VA-manier van aan politiek doen is net die keuze voor een degelijk beleid vóór het nastreven van macht om de macht. Ofwel dacht CD&V dat een monumentale staatshervorming (eentje die op en N-VA-congres een 2/3 meerderheid haalt en de partij haar steun doet uitspreken in een regering waarin minstens één lid van het trio Reynders-Di Rupo-Milquet vice-premier wordt) echt wel realiseerbaar zou zijn na de verkiezingen van 2007 – bovendien op zeer korte tijd. Dat lijkt me nog veel erger : het is een ongelooflijke inschattingsfout, die ondermeer aantoont dat het een cruciale vergissing was om tijdens de oppositiejaren de band met de Waalse geestesgenoten van CdH te verwaarlozen. Ofwel wist CD&V perfect dat het kartel onhoudbaar zou zijn na de verkiezingen (tenzij het in de oppositie zou belanden). Dat zou zeer cynisch zijn tegenover de eigen kiezer.
Het ergste is wellicht dat elk van de drie mogelijke scenario’s een beetje waar zijn, in het hoofd van verschillende CD&V’ers – zonder een eenduidige visie of strategie. Alleen dan kan de klungelregie worden verklaard die volgde op de “kroniek van een aangekondigde uitstap”, alleen dat kan uitleggen dat de kranten maandenlang terecht konden schrijven dat het kartel werd geleid door Bart De Wever.
N-VA heeft zeer rechtlijning de lijn gevolgd die het voor zichzelf, de kiezer en de buitenwereld helder had uitgetekend. Het is niet mijn lijn – ik zou op het N-VA-congres wellicht bij de enkelingen hebben gehoord die vóór regeringsdeelname zouden hebben gestemd, wat meteen mijn ongeschiktheid als N-VA-lid zou aantonen. Maar de stelling dat N-VA de politieke crisis zou hebben veroorzaakt is doodgewoon onzin : de N-VA heeft geprobeerd het N-VA-programma uit te voeren. Het is even grote onzin als alles zomaar willen afschuiven op de onwil van de franstaligen.
De eerste oorzaak van de huidige situatie is de weigering of de onmacht in hoofde van CD&V om vóór de verkiezingen van juni 2007 een beetje vooruit te denken. Het is de keuze voor een verkiezingsoverwinning alleen omwille van die overwinning. Waar uiteindelijk niemand bij gebaat blijkt.