A man needs a plan
Uitvoerende mandatarissen (schepenen, burgemeesters, ministers…) hebben een moeilijke verhouding met beleidsplannen. Die plannen zijn in de eerste plaats leuk om te maken. Je kan er allerlei mensen en groepen bij betrekken, zelfs de oppositie. Zo geef je de indruk van een open beleid te voeren. Als het plan af is, kan je ermee uitpakken. De goede ideeën van een ander worden die van jou, je eigen minder goede ideeën raken in het plan verborgen. Je pakt bovendien niet zomaar met losse flodders uit, maar met een heus PLAN. Je bewijst dus dat je niet zomaar in het wilde weg beleid voert, maar dat er perspectief achter zit. Het plan maakt indruk, en met wat geluk is het zo dik dat niemand het ook écht gaat lezen en de zwakke punten opsporen. Je kan het dus verkopen zoals je wil. Plannen maken, heerlijk.
Een beleidsplan hebben is ook een grote luxe. Je kan neen zeggen op voorstellen waar je eigenlijk moeilijk omheen kan, want ze “passen niet in het plan”. Je kan de oppositie verwijten zomaar wat losse ideetjes aan te brengen, gewoon omdat ze niet in jouw plan staan. Als iemand toch een goed idee aanbrengt, voeg je ze bij de eerstvolgende gelegenheid toe aan het plan. Dat heet dan niet “draaien met de wind” maar bijsturen of aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden. Bovendien heb je met een plan een pasklaar antwoord op alle vragen naar waarom iets nog niet is gebeurd : in de timing van het plan is dat pas later voorzien. En lukt het je niet om de datum uit het plan te halen, dan kan je eenvoudig zeggen dat de uitvoering van dit onderdeel wat vertraging heeft, maar dat het plan als geheel op schema zit. Een schepen zonder beleidsplan is geen schepen.
Er zit nochtans wel een vervelende kant aan. Beleidsplannen uitvoeren is namelijk niet leuk. Omdat je iedereen hebt geraadpleegd, met een stuurgroep hebt gewerkt of adviezen hebt ingewonnen, sluipen er allerlei zaken in die zeer zinvol zijn, perfect in een visie passen en bijdragen aan een coherent plan. Maar daarbij zitten maatregelen die je zelf niet zo ziet zitten, andere die niet zichtbaar zijn voor het publiek maar wel veel werk vragen, maatregelen die iets veranderen en daarom niet geliefd zijn bij je achterban of je ambtenaren… Ze slorpen geld op dat je niet voor iets anders kan gebruiken, en het past allemaal niet een aanpak van dag tot dag, op basis van je eigen ingevingen of van bierkaartjes die je in je handen krijgt gestopt. In elk geval kan je er niet mee scoren : dat heb je al gedaan, bij het aankondigen van het plan. Dat je je plan uitvoert, heeft bijzonder weinig nieuwswaarde. Plannen uitvoeren, no fun.
Gelukkig is het redelijk gemakkelijk om beleidsplannen niet uit te voeren. Degenen die het plan niet gelezen hebben, gaan je niet op je vingers kijken. Drukt iemand je toch met je neus in je eigen plan, dan zijn er nog verschillende ontsnappingscenario’s. Je kan zeggen dat je het plan op zich wel uitvoert, maar dat ene onderdeel omwille van gewijzigde omstandigheden niet. En je kan aanhalen dat het plan het helemaal anders heeft bedoeld dan je vraagsteller beweert. Plannen worden nooit in juridisch sluitende taal opgesteld, dus kan je ze altijd nog wat interpreteren. Zelfs als de vraagsteller de paragraaf heeft geschreven en zegt hoe het eigenlijk bedoeld was, is dat niet erg : het is jouw plan, niet dat van die ander. Hoe sterk die er ook bij betrokken was. Bovendien ontsntapt het niet-uitvoeren van plannen vaak tussen de mazen van het net : het zit verstopt in de begroting, of zelfs in nog grotere plannen. Zodat de media-aandacht ervoor meestal niet groot is. Gek genoeg komt het ook nooit sympathiek over als de oppositie of andere benadeelden erop wijzen dat een plan niet wordt uitgevoerd. Ze moeten al blij zijn dat er een plan is, en ze zouden zich beter wat positiever opstellen. En de burger vindt het veel erger dat je als schepen of minister een iets te hoge restaurantrekening hebt, dan dat je je eigen beleidsplannen saboteert.
Zo kom je tot situaties zoals de Essense gemeenteraad van deze week, waar in één en dezelfde vergadering manifest de voeten wordt geveegd aan twee beleidsplannen, en waar tegelijk de raadsleden het verwijt krijgen allerlei voorstellen te doen die niet in de plannen passen. Als oppositielid kan je bij zoveel tegenstrijdigheid alleen wanhopig worden, maar de wereld draait desondanks gewoon door.
Er zou een god moeten zijn die elke bewuste weigering om het beleidsplan dat je zelf hebt opgesteld ook in de praktijk te brengen onmiddellijk gruwelijk bestraft. Maar die is er niet. Omwille van goed bestuur ben je ook als oppositielid bovendien helemaal vóór het opmaken van beleidsplannen. Hoe meer, hoe liever. En volgende keer zit je dus toch weer in de stuurgroep van een plan, als de meerderheid dat vraagt, want niet meedoen betekent dat je niet constructief wil meewerken. Wel meedoen houdt dan weer in dat je het (non-)beleid van de schepen legitimeert, dat jouw goede ideeën die van hem worden en dat de concessies die je los krijgt achteraf feestelijk worden genegeerd.
Leve het beleidsplan…