Archief van
Maand: november 2008

De kracht van een overtuiging

De kracht van een overtuiging

De mist rond VlaamsProgressieven is nog niet helemaal opgeklaard, en ik wacht dus nog even met een wat meer uitgebreide commentaar. Ik weet wel dat partijen er zijn om de samenleving te sturen op basis van een ideeëngoed. Ook politieke mandaten zijn daarvoor bedoeld : niet om zomaar iets te beheren, maar om een visie in de praktijk om te zetten. Natuurlijk, om op een relevante manier aan politiek te doen heb je een forum nodig (en in een democratie betekent dat : vertegenwoordigers in raden en parlementen, naast media-aandacht). Dat vraagt soms om compromissen, waarbij je de scherpte van een profiel uitruilt tegen een groter draagvlak ervoor : je kan niet alles zeggen en doen, maar wat je zegt of doet heeft meer impact. Maar daar zijn grenzen aan : als wijn water wordt, is de smaak er wel af.

Een partij die met een eigen groot gelijk voor altijd in een hoekje gaat staan hoeft niet op mij te rekenen. Maar een geloofwaardig links-liberaal project zou tot veel meer in staat moeten zijn dan dat, in het Vlaanderen van vandaag. Er is nooit aan een genuanceerde formatie die durft zeggen dat er héél veel fout loopt en dat er geloofwaardige en genuanceerde alternatieven zijn voor een beter beleid. Een formatie die een menselijk verhaal brengt maar harde keuzes niet schuwt, die zegt waar het op staat maar niemand zomaar naar de mond praat.

Kan Vl.Pro die formatie zijn ? Enkele parlementsleden van Vl.Pro hebben de voorbije dagen gezegd dat ze in 2009 niet op een lijst zullen staan waar alleen “VlaamsProgressieven” boven staat. Een uitspraak waarbij ik mij vooralsnog niet aansluit.

A man needs a plan

A man needs a plan

Uitvoerende mandatarissen (schepenen, burgemeesters, ministers…) hebben een moeilijke verhouding met beleidsplannen. Die plannen zijn in de eerste plaats leuk om te maken. Je kan er allerlei mensen en groepen bij betrekken, zelfs de oppositie. Zo geef je de indruk van een open beleid te voeren. Als het plan af is, kan je ermee uitpakken. De goede ideeën van een ander worden die van jou, je eigen minder goede ideeën raken in het plan verborgen. Je pakt bovendien niet zomaar met losse flodders uit, maar met een heus PLAN. Je bewijst dus dat je niet zomaar in het wilde weg beleid voert, maar dat er perspectief achter zit. Het plan maakt indruk, en met wat geluk is het zo dik dat niemand het ook écht gaat lezen en de zwakke punten opsporen. Je kan het dus verkopen zoals je wil. Plannen maken, heerlijk.

Een beleidsplan hebben is ook een grote luxe. Je kan neen zeggen op voorstellen waar je eigenlijk moeilijk omheen kan, want ze “passen niet in het plan”. Je kan de oppositie verwijten zomaar wat losse ideetjes aan te brengen, gewoon omdat ze niet in jouw plan staan. Als iemand toch een goed idee aanbrengt, voeg je ze bij de eerstvolgende gelegenheid toe aan het plan. Dat heet dan niet “draaien met de wind” maar bijsturen of aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden. Bovendien heb je met een plan een pasklaar antwoord op alle vragen naar waarom iets nog niet is gebeurd : in de timing van het plan is dat pas later voorzien. En lukt het je niet om de datum uit het plan te halen, dan kan je eenvoudig zeggen dat de uitvoering van dit onderdeel wat vertraging heeft, maar dat het plan als geheel op schema zit. Een schepen zonder beleidsplan is geen schepen.

Er zit nochtans wel een vervelende kant aan. Beleidsplannen uitvoeren is namelijk niet leuk. Omdat je iedereen hebt geraadpleegd, met een stuurgroep hebt gewerkt of adviezen hebt ingewonnen, sluipen er allerlei zaken in die zeer zinvol zijn, perfect in een visie passen en bijdragen aan een coherent plan. Maar daarbij zitten maatregelen die je zelf niet zo ziet zitten, andere die niet zichtbaar zijn voor het publiek maar wel veel werk vragen, maatregelen die iets veranderen en daarom niet geliefd zijn bij je achterban of je ambtenaren… Ze slorpen geld op dat je niet voor iets anders kan gebruiken, en het past allemaal niet een aanpak van dag tot dag, op basis van je eigen ingevingen of van bierkaartjes die je in je handen krijgt gestopt. In elk geval kan je er niet mee scoren : dat heb je al gedaan, bij het aankondigen van het plan. Dat je je plan uitvoert, heeft bijzonder weinig nieuwswaarde. Plannen uitvoeren, no fun.

Gelukkig is het redelijk gemakkelijk om beleidsplannen niet uit te voeren. Degenen die het plan niet gelezen hebben, gaan je niet op je vingers kijken. Drukt iemand je toch met je neus in je eigen plan, dan zijn er nog verschillende ontsnappingscenario’s. Je kan zeggen dat je het plan op zich wel uitvoert, maar dat ene onderdeel omwille van gewijzigde omstandigheden niet. En je kan aanhalen dat het plan het helemaal anders heeft bedoeld dan je vraagsteller beweert. Plannen worden nooit in juridisch sluitende taal opgesteld, dus kan je ze altijd nog wat interpreteren. Zelfs als de vraagsteller de paragraaf heeft geschreven en zegt hoe het eigenlijk bedoeld was, is dat niet erg : het is jouw plan, niet dat van die ander. Hoe sterk die er ook bij betrokken was. Bovendien ontsntapt het niet-uitvoeren van plannen vaak tussen de mazen van het net : het zit verstopt in de begroting, of zelfs in nog grotere plannen. Zodat de media-aandacht ervoor meestal niet groot is. Gek genoeg komt het ook nooit sympathiek over als de oppositie of andere benadeelden erop wijzen dat een plan niet wordt uitgevoerd. Ze moeten al blij zijn dat er een plan is, en ze zouden zich beter wat positiever opstellen. En de burger vindt het veel erger dat je als schepen of minister een iets te hoge restaurantrekening hebt, dan dat je je eigen beleidsplannen saboteert.

Zo kom je tot situaties zoals de Essense gemeenteraad van deze week, waar in één en dezelfde vergadering manifest de voeten wordt geveegd aan twee beleidsplannen, en waar tegelijk de raadsleden het verwijt krijgen allerlei voorstellen te doen die niet in de plannen passen. Als oppositielid kan je bij zoveel tegenstrijdigheid alleen wanhopig worden, maar de wereld draait desondanks gewoon door.

Er zou een god moeten zijn die elke bewuste weigering om het beleidsplan dat je zelf hebt opgesteld ook in de praktijk te brengen onmiddellijk gruwelijk bestraft. Maar die is er niet. Omwille van goed bestuur ben je ook als oppositielid bovendien helemaal vóór het opmaken van beleidsplannen. Hoe meer, hoe liever. En volgende keer zit je dus toch weer in de stuurgroep van een plan, als de meerderheid dat vraagt, want niet meedoen betekent dat je niet constructief wil meewerken. Wel meedoen houdt dan weer in dat je het (non-)beleid van de schepen legitimeert, dat jouw goede ideeën die van hem worden en dat de concessies die je los krijgt achteraf feestelijk worden genegeerd.

Leve het beleidsplan…

VlaamsDepressieven

VlaamsDepressieven

Beste Alexander Pechtold,

Om maar meteen met de deur in huis in te vallen : HELP !

Een wegkwijnende links-liberale partij zoekt in een politiek landschap waarin de populisten het toneel domineren en visie iets vies is geworden een politiek leider om zichzelf terug op de kaart te zetten. Ervaring met die situatie strekt tot aanbeveling, en de enige die dat heeft, bent u.

Hebt u een tweelingbroer of een kloon ? Zoniet, dan vrees ik dat u het zelf zal moeten doen. Deeltijds, want het is niet de bedoeling dat u D66 in de steek laat natuurlijk. Maar één dag per week moet volstaan : meer media-aandacht zit er voorlopig niet in, en een voorzitter die op dinsdag niet tegenspreekt wat hij op maandag had gezegd, is al een hele stap vooruit. En een deeltijds voorzitter zou de partijkas ook niet slecht uitkomen, vermoed ik.

U vreest dat het al te laat is, zegt u ? Tja, dat valt moeilijk te ontkennen. Maar, eerlijk gezegd, toen u het roer overnam gaf er ook niemand nog een stuiver voor D66. Nu bent u zowat hét gezicht van de (verstandige) oppositie in Nederland geworden. U moet het mirakel dus gewoon eventjes herhalen.

U bent een Nederlander ? Dat had ik inderdaad al gemerkt. Maar we zijn voor een interculturele samenleving, dus dat is geen bezwaar. En een Nederlander die het in de Vlaamse politiek maakt, dat is Obama in het kwadraat. Past helemaal in de tijdsgeest. Yes, I can, moet u maar denken.

U kan hier niet in het parlement mee komen debatteren ? Klopt. Maar dat is van geen belang, in het parlement wordt hier namelijk niet gedebatteerd – dat wordt wel even wennen voor u. De media volstaan. Af en toe op de sofa bij Frieda, en voor de sérieux al eens een korte reactie op het journaal. Vanop het Binnenhof desnoods, geen Vlaamse kat die het zal merken.

U vindt “VlaamsProgressieven” geen echt sterke naam ? Sorry, maar D66 klinkt ook niet echt sexy. We hebben hier wel iets beters te doen dan over onze náám te gaan discussiëren (er zijn er zelfs die terug willen naar “Spirit” – zouden ze bij Twix ooit overwogen hebben om terug “Raider” te gaan heten ?). De naam is niet belangrijk, dus blijven we er maar af. Obama heet “Barack Hoessein” en is nu president gekozen. Daar hoeft u dus niet van wakker te liggen.

U ziet dat kartel met de sp.a niet zitten ? Reden te meer om voorzitter te worden. Dan kan u eruit stappen, of duidelijk maken dat een links-liberaal geluid de sociaal-democratie goed kan aanvullen, maar dat een mix geen zin heeft. Mayonnaise past perfect bij frieten, maar wie de mayonnaise met de aardappelen mengt en dan in één keer mee in de ketel laat bakken gaat nog vreemd opkijken. Zie, daarmee hebt u meteen een geschikte Vlaamse metafoor om de opslorping door de sp.a te voorkomen. Want over kroket uit de muur zal u het echt even niet mogen hebben, hier.

U twijfelt aan het politiek personeel ? Dat is dan ten onrechte, want er zit veel talent in Vl.Pro dat met een goede sturing echt wel een meerwaarde betekent voor de Vlaamse politiek. Maar dat alleen met een sterk partijmerk ook kans maakt om verkozen te worden. Dat wordt dus uw taak. Waarbij de anderen pas spreken als u uitgesproken bent. Dat klinkt niet erg links-liberaal, maar dat is eventjes nodig. Zoiets als Fortis nationaliseren en dan Gerrit Zalm er de leiding van geven : volstrekt noodzakelijke onzin.

U herinnert zich dat ik hier ooit heb gepleit voor uw tegenkandidate als D66-voorzitter ? Ene Lousewies zegt u ? Is dat geen telenovelle op VTM ? OK, ik geef het toe. Maar ik was ook voor Hillary vooraleer ik voor Obama was, dus daar komt u weer erg goed uit. En bovendien ben ik van geen enkele tel bij Vl.Pro, en dat wil ik zo houden. Doe het dus niet voor mij, maar voor het Algemeen Belang van het Links-Liberalisme.

Wat de procedure is ? Kijk, u doet het nog één keer gewoon zoals Wouter Bos. U belt naar het partijsecretariaat, vraagt naar Nelly Maes, en zegt haar dat u de zaak overneemt (wedden dat ze opgelucht zucht ?). Daarna stuurt u een briefje naar alle leden om hetzelfde te melden – vrees niet, de postzegelrekening zal reuze meevallen. En vervolgens legt u uit waarom Vlaanderen een links-liberaal beleid nodig heeft, en dat Leterme, Dedecker, Gennez noch De Gucht daarvan kaas gegeten hebben (u ziet, in tegenstelling tot de kroket mag u de kaas wél meebrengen). Daarna beginnen we in de opiniepeilingen meteen te stijgen. Dat lijkt al te eenvoudig, maar het is wiskunde : in tegenstelling tot bij de thermometer is bij verkiezingsuitslagen enkel een score bóven nul mogelijk.

Alvast duizendmaal bedankt. En stuur zodra u hier in uw voorzitterskantoor zit even een bosje bloemen naar Bettina Geysen (tulpen, desnoods). Ze heeft het al bij al niet slecht gedaan.

Totdat de bom valt

Totdat de bom valt

Dat Frankrijk dit halfjaar de Europese Unie voorzit, zal wel niemand zijn ontgaan die de actualiteit een beetje volgt : president Sarkozy is hyperactief en “dankt” aan de economische crisis een ideaal forum daarvoor. Maar het Franse voorzitterschap werkte op alle niveaus een druk programma uit, en ondermeer daardoor zat ik de voorbije anderhalve maand drie keer in Parijs. De Thalys maakt de Franse hoofdstad vrij eenvoudig bereikbaar, al kruipt een tripje Châtelet-Essen (met tussenstop in het hotel waar mijn bagage achterbleef) via Metro 14 + RER D + Thalys + IR N nu ook niet meteen in de kleren. Maar een mens moet er iets voor over hebben. De drie trips hebben me overigens enkele stukjes Parijs leren kennen waar ik nog geen weet van had, waarbij het Musée du Quay Branly op het lijstje van “nog eens rustig terug te bezoeken” is geplaatst. Maar ik was er natuurlijk in de eerste plaats om te werken. Vrij intensief trouwens, al was het vandaag wat minder.

Dat lag niet aan mij, en zelfs niet aan de Franse organisatoren. Aan wie dan wel ? Aan een anoniemeling, wellicht. Die deze voormiddag naar het gebouw belde waar de Franse ministeries van begroting, openbaar ambt, werkgelegenheid, industrie en economische zaken zijn gehuisvest. Om te melden dat er een bom lag. Zodat ik de eer heb gehad deel te nemen aan de evacuatie van dat megagebouw. De Franse ambtenaar waarmee mijn collega en ik aan de praat raakten bij het buitengaan vond het niet eens slecht nieuws : bij bomalarm mag iedereen blijkbaar naar huis… Maar voor buitenlandse conferentiebezoekers was dat natuurlijk niet meteen een optie. Zodat we met twee Poolse en twee Nederlandse collega’s een Parijse koffie zijn gaan drinken, nadat we begrepen hadden dat de pauze wel een tijdje kon duren. Eén van de Poolsen vertelde dat er bij hen ooit instructies waren gegeven omtrent “wat te doen bij bommelding”. De naam vragen van de would-be terrorist bleek er één van, en bovendien bleek ook het type bom van belang. Doorverbinden en vragen om “even aan het toestel te blijven” hoefde dan weer niet… De Nederlanders veronderstelden dat ze bij hen wellicht naar het sociale zekerheidsnummer zouden moeten informeren. Bij ons zou de eerste vraag wellicht zijn volgens welke taalrol men het gebouw wenste op te blazen (en of men daarvoor een sloopvergunning had aangevraagd).

Na meer dan een uur werd het alarm opgeheven, en een minuutje of tien later hadden wij dat ook door. Waarna de conferentie de zes nog voorziene sprekers alsnog aan het woord liet én bijna op tijd eindigde. Zodat ons waarschijnlijk een hele hoop overbodige uitweidingen zijn bespaard. Toch heeft het iets surreëels om een gebouw terug binnen te wandelen dat na een uurtje zoeken “bomvrij” is verklaard. Stel dat… Maar dan had u het wellicht wél in het nieuws vernomen. Dat u het ook hier had kunnen lezen, is dan weer heel wat minder zeker !

Art-is-Jokke

Art-is-Jokke

Carnaval in november, het heeft een hoog surrealismegehalte. Ik weet wel, op 11 november begint de jaarlijkse carnavalscyclus. Maar ik associeer het hele gebeuren toch eerder met de krokusvakantie dan met het herfstverlof. Ik ben dan ook geen volbloed-carnavalist, ik zal het maar toegeven. Toch ben ik gisteren de prins-elect (hij was nog niet officieel aangesteld) en de muzikanten van Dofkapel gaan beluisteren in het gemeentehuis. Met reden, want het gemeentebestuur vierde dat het de trotse eigenaar was geworden van het schilderij “Carnaval in Essen” van Piet Tireliren. Het is ook voor mij een evidentie dat dit schilderij in Essen moet blijven, en dus vind ik het een zeer verstandig besluit om dit aan te kopen. Wellicht zou elke schepen van cultuur tot die conclusie zijn gekomen, maar bij Jokke voel je ook dat ze de beslissing niet neemt uit één of andere vorm van (politieke) berekening, maar vanuit het hart.

De inhuldiging was de gelegenheid voor de vroegste generaties carnavalvierders uit onze gemeente om elkaar nog eens te treffen (en te proberen de carnavalisten op het schilderij te herkennen; ik schat dat er al zo’n 200% van de afgebeelden herkend is). Met “prins der prinsen” (keizer) Jan (I) Dekkers in de hoofdrol. Hij is dan misschien niet tot grootste Essenaar verkozen, de plezantste zal hij wel altijd blijven. Ooit komt er een Prins Jan I-straat in onze gemeente. Met onderschrift, anders snapt de argeloze bezoeker er niets van…

“We geven nie op” is dit jaar de leuze van de carnavalsvierders. “Tzou èreg zen” als ze dat wel deden, natuurlijk. Ik hoop dat ze er opnieuw veel plezier aan beleven. En dat het schilderij in het gemeentehuis af en toe voor beetje “leut” mag zorgen.

By the dawn’s early light

By the dawn’s early light

“I have a dream that less than 50 years from now one of us will be voted president of the United States.” Dat heeft Martin Luther King niet gezegd. Hij zou het zelf niet hebben geloofd. Toch is dat wat er is gebeurd. Het woord “historisch” wordt te vaak gebruikt, maar bij de verkiezing van Barack Obama past het adjectief zonder enige twijfel. Obama was de sterkste, de meest inspirerende van beide kandidaten, en zijn afkomst of huidskleur bleek daarbij geen hinderpaal. Obama werd niet gekozen omdat hij zwart is, en ook niet ondanks zijn kleur. Hij werd gekozen omdat hij de hoop van zijn land belichaamt. Maar zodra de verkiezing voorbij was besefte iedereen wel wat er gebeurd is. De tranen die Jesse Jackson liet, de tranen van de Republikein Colin Powell, de emoties van zovelen die in Chicago de uitslag afwachtten en vervolgens vierden, de woorden van zowel John McCain als George W. Bush die wezen op het historische belang van de verkiezing van hun tegenstander (!) geven aan dat de Amerikaanse kiezer meer heeft gedaan dan de bewoner van het Witte Huis verwisseld.

Ik ben er om 4u30 voor opgestaan, en dat bleek een perfecte timing. Om 5u00 werd Obama immers tot president uitgeroepen door alle Amerikaanse tv-stations, in het uur dat volgde gaf McCain de nederlaag toe in de eerste speech sinds lange tijd waarin iets van de McCain zoals we die altijd kenden te zien was. Rond 6u00 hield Obama dan zijn indrukwekkende overwinningstoespraak. Ondanks de kleine oogjes overdag (de koffie van de FOD Werkgelegenheid is van de eerder slappe soort) heb ik geen spijt van mijn eenmalige ochtendmenselijkheid.

Ondertussen probeert al wat niet zeer rechts is in politiek Europa een graantje mee te pikken van de overwinning van Obama. Aangezien het midden van het politieke veld in de V.S. een eind verder naar rechts ligt dan hier, ligt dat ook voor de hand. Als je puur naar de standpunten kijkt, dan zou ik McCain in de buurt van Dedecker situeren, en Obama ongeveer bij Verhofstadt. De claim van CD&V-voorzitter Thyssen op Obama vind ik nogal overtrokken : niet alleen omdat Obama duidelijke standpunten heeft en dus sowieso ongeschikt is als christendemocraat, maar ook omdat hij op ethisch vlak toch een ander perspectief hanteert. Maar meer fundamenteel vind ik het lastig om zomaar te willen zeggen waar Obama zou staan als hij een Europeaan was : een raspoliticus zoals hij houdt uiteraard rekening met de mogelijkheden en beperkingen van de omgeving. Je kan dus niet zomaar alleen op basis van zijn programma bij deze verkiezingen zeggen waar hij in het Vlaamse politieke landschap zou passen. Dat komt uiteindelijk neer op het vergelijken van appelen en peren. Als is een progressief vreugdevuur over de Democratische verkiezingszege volkomen terecht, en zal Obama voor zeer velen -van links tot centrum-rechts- een inspiratiebron zijn.

Kiek

Kiek

Vrijdagavond hebben we met “Was het nu ’70, ’80 of ’90 ?” de fotocollectie van de Stichting Heidebloempje onder de aandacht gebracht. Daarmee verzamelden in de Oude Pastorij leid(st)ers van verschillende generaties, die elkaar niet eens kennen (je zou wellicht een viergeslacht kunnen creëren onder de aanwezigen : de ene was leider van de tweede, die leider was van de derde, die zelf leider geweest is over de vierde…). Naast verschillen (die bij foto’s met auto’s erop nog het meest opvielen) kon je niet om de gelijkenissen heen kijken. Ik heb er mij erg goed mee geamuseerd, en hoop van alle aanwezigen hetzelfde. En ondertussen kan ik natuurlijk alleen maar verwijzen naar onze virtuele fotocollectie die binnenkort de 25.000 stuks zal overschrijden op www.heidebloempje.be – zelden is een nochtans erg indrukwekkend krantenartikel (met dank aan onze plaatselijke GvA-correspondent) zo snel alweer achterhaald geweest !

Met de fotoavond vierden we ook “15 jaar Stichting (100 jaar) Heidebloempje”. Niemand van ons (en ik nog het minst van al) wist in 1993 waaraan we begonnen waren, maar het glaasje cava dat we voor ons drievoudig lustrum serveerden smaakte mij alvast naar meer.

Het vallen van de bladeren

Het vallen van de bladeren

Toen we een voorstel over hondenpoep aan het voorbereiden waren, stootte ik via het onvermijdelijke Google op de suggestie van (ondermeer) de SP in een aantal Nederlandse gemeenten om desnoods met een DNA-test na te gaan van welke hond achtergelaten uitwerpselen afkomstig zijn. Dat moet beter kunnen, heeft ons gemeentebestuur ongetwijfeld gedacht : wij gaan aan onze burgers vragen om de herkomst van de bladeren na te gaan die in de herfst van de bomen vallen. Hoezo ? Wel, dat is toch wat ik begrijp uit het opschrift van de bladkorven : alleen de bladeren die afkomstig zijn van bomen die op het openbaar domein staan (straten, pleinen, bossen… die eigendom zijn van de gemeente) mogen in de bladkorf worden gestopt. Dus als de bladeren van de boom van uw tuin op straat waaien, of die van de boom van de buren, dan mogen ze niet in de korf. Gek is dat, want de foto heb ik genomen op een plaats waar geen enkele boom in de buurt op het openbaar domein staat. Er is wel een privébos in de buurt. Maar de eigenaar daarvan wordt ongetwijfeld geacht zijn eigen bladeren te gaan opsporen en zelf in de GFT-container te dumpen. En de bladeren van de bomen van de buren die hij tegenkomt, kan hij meteen terugbezorgen. Misschien kunnen ze één keer per week een bladerenruil doen, zodat iedereen de eigen bladeren op gepaste wijze kan verwerken ?

Natuurlijk, ik lees het opschrift verkeerd. Er wordt ongetwijfeld bedoeld dat alleen bladeren die op het openbaar domein liggen in de korven mogen worden verzameld. De vermelding van “bomen” is weinig nuttig, want bladeren van struiken mogen volgens mij ook wel in de korf. En het meervoud van een blad papier is “bladen” zodat ook daarmee geen verwarring mogelijk is. Het “openbaar domein” is trouwens ook geen heel duidelijk begrip, heeft een kleine steekproef mijnerzijds (populatie : één Essenaar) uitgewezen. De hoofdletters ten spijt. Dus : “Enkel voor bladeren die op de straat, het voetpad of andere gemeentelijke eigendommen liggen” zou mijn voorstel zijn. Maar het kan waarschijnlijk nog beter.

Helder communiceren, het is niet altijd gemakkelijk. Ik produceer zelf ook wel eens sybillijnse zinnen (soms bewust, soms ook niet) en al probeer ik me wel aan te passen aan het publiek waartoe ik mij richt, ik ben niet zonder zonden. Dus werp ik geen steen naar degene die deze zin aan het papier heeft toevertrouwd. Ik geef zelfs toe dat ik een spijker op laag water heb gezocht. Maar communiceren is één van de absolute kerntaken van een openbaar bestuur van vandaag. En daar wordt, ook in ons gemeentehuis, soms net niet lang genoeg bij stilgestaan. Zodat de slechte verstaander aan één blad (en een fototoestel) genoeg kan hebben om er een stukje over te schrijven…