Een federatie met confederale trekken is op zoek naar een nieuw evenwicht. De huidige toestand werkt, maar wordt als op termijn onhoudbaar aangevoeld. De voorbije jaren zijn de evenwichten verschoven en zijn er nieuwe inzichten ontstaan, maar de structuren zijn daaraan niet aangepast. Er wordt een “raad van wijzen” opgericht.
U had het ongetwijfeld al begrepen : dit stukje gaat over KSJ-KSA-VKSJ. Anders dan de ingewikkelde naam laat vermoeden is dat géén federatie van KSJ, KSA en VKSJ. Of toch niet echt. De drie namen zijn min of meer synoniemen voor één en dezelfde beweging. Of toch niet, dus. Maar ik ga het hele verhaal hier niet op de virtuele straatstenen gooien. Daarmee maken we misschien het verschil met andere “raden van wijzen”…
“We”, inderdaad, want ik ben plots “wijs” geworden. Drie jaar geleden eindigde mijn tweede mandaat van twee jaar als voorzitter van de raad van bestuur van de vzw die Vlaanderens op twee na grootste jeugdbeweging bestuurt – met meer dan 30.000 leden. Hoewel ik daarmee juridisch aan het hoofd stond van die beweging, houdt de raad van bestuur zich vooral met materiële kwesties bezig : inkomsten en uitgaven, begrotingen en rekeningen, beleggingen, gebouwen, personeelszaken, uniformen en andere verkoopsproducten, … Het pedagogisch beleid wordt door een andere raad behartigd, en de voorzitters daarvan hebben dus een streepje voor, want een jeugdbeweging is er uiteindelijk alleen voor de kinderen en jongeren die lid zijn. Niet voor geld of gebouwen.
Ik heb heel veel plezier beleefd aan die vier jaar. Als vrijwilligers die het beleid “maakten” werden we uitstekend omkaderd door de professionelen die voor de beweging werkten. Het was voor mij heel aangenaam om met jeugdbeweging bezig te zijn, en tegelijk ook met “management”. Bovendien zat de sfeer er altijd goed. Ook in crisismomenten -en die zijn er geweest- was er uiteindelijk iedereens onvoorwaardelijke engagement voor KSJ-KSA-VKSJ. Gelukkig is het aantal termijnen statutair beperkt tot twee, want in een jeugdbeweging is er maar één ding erger dan te lang blijven (te vroeg weggaan !).
Nu ben ik dus even teruggeroepen. Men wilde blijkbaar de auteur van de interne “financieringswet” die de middelen tussen het centrale niveau en de “provinciale werkkringen” verdeelt mee aan tafel bij de discussie. Ik voelde me gisteren meteen weer thuis in ons secretariaat in de Brusselse Vooruitgangstraat. De deuren, de muren, het prikbord… ademen nog altijd dezelfde geest uit. Ik had er last mee om níet in de postbakjes te kijken of er iets voor mij inlag – wat uiteraard niet kan, ik heb er al lang geen bakje meer…
Veel medewerkers zijn er ondertussen weg (ook dat is jeugdbeweging) en de beweging is helemaal niet stil blijven staan – getuige de hele structuurdiscussie. En toch, in de nieuwelingen herken ik meteen dezelfde KSJ-spirit. We werden overigens ontvangen door de proost, die wel is gebleven. Gelukkig maar, want Dirk is in de vijf jaar dat hij er rondloopt een rots in de branding van de beweging geworden. Zijn aanstelling was een zeer mooi geschenk van de Vlaamse Kerk – of een “zeer goede investering”, zo u wil.
Hoogstwaarschijnlijk is dit mijn laatste opdracht voor KSJ-KSA-VKSJ. Al weet je maar nooit, want in “mijn tijd” zijn we ooit gedwongen geweest oud-medewerkers samen te roepen die dertig jaar geleden een papier hadden mee ondertekend. Maar in tegenstelling tot sommige andere “wijzen” die de voorbije maanden hier en daar zijn opgevoerd heb ik heb er veel zin in. En verwacht van mij alvast geen “schootnota’s” met “Quid N.. ?”.