Op een briefje
Een pennenvrienschap moet onderhouden worden, en dus heb ik me nog eens tot het schepencollege gericht. Dat gebeurt wel meer, maar omdat de brief over de frituur van Heikant gaat waar ik in één van de vorige tekstjes naar refereerde, kan je deze brief hier vinden. Zoals altijd ben ik bijzonder benieuwd naar de antwoorden.
Naschrift 1: In de brief stel ik voor om met een buurtbemiddelaar te werken, die is aangesteld door het gemeentebestuur. Dat lijkt me noodzakelijk omdat zo iemand op een professionele manier zou kunnen bemiddelen, als neutraal zou worden aanzien, en bovendien met een uitdrukkelijk mandaat van het bestuur ook sterk genoeg in de schoenen zou staan.
Naschrift 2: Ik kreeg in de marge van het frituurverhaal het verwijt dat er vanuit onze fractie tegen bepaalde slechte beslissingen geen klacht werd ingediend bij de gouverneur of de minister.
Nu heeft er de voorbije 15 jaar niemand in Essen zoveel klachten mee uitgewerkt en/of ingediend als ik. Er komt zelf niemand nog maar in de buurt volgens mij (niet dat ik daar trots op ben, overigens). Maar het heeft geen enkele zin om klacht in te dienen tegen een beslissing als de procedure correct is gevolgd en er geen wetten worden overtreden, hoe slecht de beslissing zelf ook zou zijn. De aanleg van het Heuvelplein is daarvan een voorbeeld. Dossiers waarin formeel nog zo goed als niets is beslist (de nieuwe sporthal, om maar wat te noemen) lenen zich al evenmin tot een klacht – dat kan altijd nog komen. De klacht is een instrument als alle andere die in de oppositiegereedschapskist zit : bijzonder geschikt in bepaalde gevallen, volstrekt zinloos in andere.