Blues
31 juli 1998, exact tien jaar geleden. Na een korte nacht stapten we in Wezemaal op de fiets, richting Essen, de rook van het kampvuur nog in de kleren. Mijn laatste dag in KSJ Heidebloempje Essen. Ik weet nog dat we ergens aan het Schanker even moesten stoppen om een klein fietsprobleempje op te lossen. Enkele leden gingen naar mijn smaak net niet genoeg aan de kant staan, zodat ik hen tot de orde heb geroepen. Ik herinner me dat ik er toen aan dacht dat dat dus de laatste keer zou zijn. En inderdaad, we bereikten de Heuvelhal zonder dat iemand nog nood had aan bijkomende instructies…
Tien jaar later dus. Er kwam een voor mij nog onverwacht lang en gevuld vervolg aan mijn KSJ-loopbaan, binnen de provinciale en nationale structuren. Waar ik eveneens veel plezier aan heb beleefd. Toch is dat heel anders dan de intense beleving die je in een plaatselijke groep meemaakt.
KSJ Essen heeft tussen 1978 en 1998 mijn leven getekend, waarbij uiteraard de acht jaar in leiding en de drie jaar dat ik bondsleider een belangrijke plaats innemen. Toch heb ik ook heel goede herinneringen aan de tijd als lid. Ik herinner me een tocht doorheen brandnetels die ongeveer zo hogen waren als onze zesjarige zelf op mijn eerste kamp in Lignueville. Kris Vorsselmans sloeg de netels plat met een stok, en zo ongeveer moet het volk Israël zich gevoeld hebben toen de Rode Zee voor hen openspleet. Kris opende een rij van leiders en leidsters die een stempel drukten op mij. Ik denk ondermeer aan Dirk Besters, Dirk Smout en Patrick Suykerbuyk. Ik ben hen allemaal nog steeds erg dankbaar.
In een jeugdbeweging leer je veel om vanuit een groepsperspectief te denken, meer dan je dat elders kan opsteken. Ik heb later dikwijls gemerkt dat het niet zo moeilijk was om in te schatten wie wel en wie niet bij KSJ-KSA-VKSJ, Chiro, Scouts of een andere jeugdbeweging was geweest.
Zelf leiding worden is daarbij meer dan zomaar een plusje. Enkele jaren echt verantwoordelijkheid nemen in de leiding van een jeugdbeweging is zeker zoveel waard als een jaartje universiteit (de economist die het zou willen uitrekenen met loonvergelijkingen garandeer ik een positief resultaat – alleen zijn de gegevens vooralsnog niet beschikbaar, vrees ik). Dat het Bolognadecreet, maar eerder ook al de semesterexamens, het jeugdbewegingsengagement van studenten bemoeilijken is daarom niet alleen jammer voor hen, maar ook een slechte zaak voor de samenleving.
Ik heb in KSJ leren plannen, leren vergaderen, leren evalueren, leren relativeren, leren motiveren, leren beheren, leren discussiëren, me leren engageren, leren delegeren,… Niet alles even goed misschien, maar toch. De Kernraad met toenmalig voorzitter Leo van Gink was het moeilijkste orgaan waarmee ik ooit heb onderhandeld, en dat blijf ik ook na 15 jaar politiek, en professionele ervaring met kabinetten en internationale organisaties, vinden. Ik heb in KSJ ook leren genieten van de natuur, van actief zijn, van gewoon samen te zijn. Ik heb in KSJ, meer dan elders, leren leven. “Ik ben wie ik ben in KSJ” stond in het refrein van het jaarthemalied van 1998-1999 – net één jaartje te laat.
Eén van de allersterkste kanten van een jeugdbeweging is dat ze ruimte biedt om te zoeken, te experimenteren en ook te mislukken. En die is er in het leven niet altijd genoeg. Een slechte fuif, waarbij je een hele avond staat te werken en toch verlies boekt achteraf, is géén ramp, maar je kan er veel van leren (en die les doorspoelen met wat er nog in het slechts half getapte vat bier zit). Natuurlijk zijn er daarbij grenzen, maar jeugdbewegingen gaan er niet zo vaak over.
Vanuit KSJ ben ik in de Jeugdraad gerold (en zo in de Ronde van Essen, de Speelpleinwerking…), en ook in de gemeentepolitiek. En ook in mijn werk val ik al eens terug op kneepjes die ik onmiskenbaar in KSJ leerde.
KSJ, maar bij uitbreiding elke jeugdbeweging, zal dus nooit vergeefs bij mij aankloppen. Ik heb altijd gevonden dat materiële zorgen de werking niet mogen overheersen, en dus mag maatschappelijke meerwaarde zich ook in financiële en andere steun uitdrukken. Al mag daarbij de lat niet te laag worden gelegd : leiding moet voortdurende uitgedaagd worden om niet alleen een (voor henzelf) plezante groep te zijn, maar ook een degelijk opvoedingsmilieu – alleen dan maakt de jeugdbeweging haar rol immers voluit waar. En dat is belangrijk, zodat ook binnen tien, twintig, dertig… jaar mensen kunnen terugkijken en zoals ik vaststellen, een cliché geworden song van toen citerend : “Those were the best days of my life.”