Vet moeilijk
We leven in Vlaanderen op een kluitje. Zes miljoen Vlamingen moeten het stellen met erg weinig grond. Bovendien hebben we de onhebbelijke gewoonte (gehad ?) om die grond zo inefficiënt mogelijk in te delen, onder het mom van een vrijheidsideaal dat echter aantoonbaar onverantwoord is gebleken. Daardoor ontstaan ruimteconflicten, en de gemeenteraad van dinsdag bevatte daarvan twee voorbeelden.
Zo werden we geacht een laatste advies te geven over de “herbevestiging” van de landbouw- en natuurbestemming in onze gemeente. Een planningsproces waarmee de Vlaamse overheid de doelstellingen die het zichzelf op dit vlak heeft opgelegd wil concretiseren. Ongetwijfeld een nuttige oefening, maar wel één met een hoog surrealistisch gehalte : op het plan staat landbouwgebied waarvan ik me niet kan inbeelden dat er ooit nog koeien zullen grazen en natuurgebied waarin de kamerplant de overheersende vegetatie is.
Op het macroniveau van de plannen ziet het er allemaal mooi en coherent uit. Maar het leven speelt zich af op microniveau. Mijn nachtrust wordt beïnvloed door de pomp die de werf aan de overkant bouwklaar moet maken, door de muziekkeuze van mijn buren en de mobiliteit van al wie de Molenstraat wil gebruiken. Tot op heden slaap ik echter goed. De buren van de frituur in Heikant zagen wel reden tot klagen : vooral de geur van versgebakken frietjes komt hen stilaan de strot uit. Wettelijk (b)lijkt alles min of meer in orde, en de vraag stelt zich of het gemeentebestuur dan nog verder moet tussenkomen. Een moeilijke kwestie : het is duidelijk dat niet elk micro-probleem tussen Essenaren een probleem voor de gemeente moet zijn. Het potentieel aantal onderlinge conflicten tussen 17.500 inwoners is een getal dat enkele honderden keren groter is dan het aantal mogelijke combinaties op een lottoformulier. Toch denk ik dat een gemeentebestuur telkens als het enigszins kan de bemiddelende rol moet spelen : de gemeente heeft al bij al een hoge legitimiteit en wordt niet als (helemaal) wereldvreemd aanzien. Bovendien is een samenleving waar alles via de rechtbank wordt geregeld wat mij betreft onwenselijk en ook onmenselijk. Dus is geurhinder van een frituur in de Maststraat een probleem waar ook het Heuvelplein een rol te spelen heeft. Ook al is het misschien een druppel op een hete plaat. Maar die druppel belandt beter daar, dan in de frietketel…
Overigens deed het verhaal me een beetje denken aan het busvervoer in de stad Luxemburg. Dat rijdt grotendeels op plantenolie. De eerste keer dat ik daar was, verbaasde het me erg dat het aan elke bushalte naar frietjes rook. Zonder frituur. Ik weet niet meer wat het meest opviel : de frietgeur of de afwezigheid van dieselgeur. Ik weet wel wat ik verkies, en vermoed dat een referendum aldaar zou worden gewonnen door het OZO-kamp. Of hoe micro-management van de samenleving ook een verhaal van psychologie en communicatie is. Een terrein waarop het Essense gemeentebestuur nog “ruimte voor verbetering” heeft…