Tien
Op 1 juni 1997 trad ik in dienst van de federale overheid, met name van het toenmalige Federale Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Dat is vandaag dag op dag tien jaar geleden. Ik zou allerlei mijmeringen kunnen intikken over hoe snel de tijd wel gaat, maar dat ga ik dus niet doen. Ik ga het houden bij de vaststelling dat ik het me nog geen moment heb betreurd dat ik “ambtenaar” ben geworden. Niet omwille van de clichés, waarvan overigens de helft waar is en de andere helft niet. Wel omwille van de kansen die er zijn om binnen een soms tot in het absurde foutgegroeid systeem (dat soms ook onwaarschijnlijk performant uit de hoek kan komen) toch een heel zinvolle bijdrage te leveren aan de samenleving. Omwille van de mensen die in weerwil van talloze nooit afgewerkte hervormingspogingen het beste van zichzelf blijven geven “tot nut van het algemeen”. Ik besef natuurlijk wel dat ik geluk heb gehad dat ik net in deze functie binnen de overheid ben terechtgekomen. Maar ik ben ervan overtuigd (en stel vast) dat er binnen de openbare sector héél veel kansen zijn om jezelf waar te maken (oh ja, ook zonder de symbolische kruiwagen).
En ja, de federale overheid is ook boeiend omwille van net dat federale gegeven en de diversiteit in opvattingen en (bestuurs)culturen die dat meebrengt. Wat geen argument is of zou mogen zijn, uiteraard, in het communautaire debat. Maar dat ik als werknemer wel waardeer.
Als vast benoemd ambtenaar ben ik overigens van mening dat de vaste benoeming moet verdwijnen en plaats moet maken voor één uniform statuut voor alle bedienden, arbeiders en ambtenaren. Met een iets meer “marktconform” weddestelsel als tegenhanger.