Pais(ley) en vree
Vorig weekend besloten de Ierse republikeinen van Sinn Féin om de legitimiteit van de Noord-Ierse politie (PSNI) te aanvaarden. In ieder ander democratisch land zou zoiets de evidentie zelf zijn, maar in Noord-Ierland heeft de voorganger van de PSNI, de Royal Ulster Constabulary, altijd zeer sterk in de invloedssfeer van de Britsgezinde unionisten gelegen, zoals recent overigens nog werd aangetoond. In de katholieke Iersgezinde wijken zorgde het IRA, waarmee Sinn Féin sterk verbonden is, voor de ordehandhaving. Dat gebeurte niet altijd even zachtzinnig : een kogel door de knie of zelfs door het hoofd behoorden tot het straffenarsenaal…
Met de aanvaarding van de politie heeft Sinn Féin de laatste uitvlucht voor de radicaal-Britsgezinde DUP weggenomen, die nu na de komende verkiezingen wel met de republikeinen zal moeten regeren. Politiek-tacktisch meesterschap heeft Sinn Féin omgevormd van een aan terroristen gelieerde kleine Noord-Ierse partij tot een democratische machtsfactor in heel Ierland. Maar vooral de ommekeer die de partij bij de eigen achterban heeft teweeggebracht is bijzonder opmerkelijk. Er is groot leiderschap voor nodig om mensen na jaren oorlog mee te krijgen in een vredesproces, waarbij ook toegevingen moeten worden gedaan. Zonder dat dit overigens ook maar enige verontschuldiging voor talrijke IRA-aanslagen inhoudt.
Ook langs Britsgezinde kant zijn er trouwens opmerkelijke stappen gezet. Ook daar zullen het de radicalen zijn die er uiteindelijk het meest van zullen profiteren. Dat lijkt wel een wetmatigheid : om een vredesproces te beginnen, moeten de gematigden langs de twee kanten elkaar vinden. Om het af te ronden, heb je de radicalen nodig.