Gedichtendag
Troost voor Klara
De rolstaartbeer, het boomkonijn,
De wildebeest, de hermelijn,
De häagendazs, de hagedis,
De vis die onder water is,
De albatros, de möwenpick,
De koene klipgeit met zijn sik;
Het witkopschaap, de langstaartpoes,
De blindenhond, de schapendoes,
De kip, het capucijneraapje,
De boa en het zwarte schaapje,
Het cavium, het vaderpaard,
Gevlekt of effen naar hun aard,
De donderpad, de wijngaardslak,
De pinguïn in zijn kelnerspak;
De pampahaas, de dove kwartel,
Het ooilam, altijd blij en dartel,
De brilslang en de sidderaal,
De gnoe, het Gangesgaviaal,
De kinkajoe, de babiroesa,
Die zo afkerig is van soesah;
De klapperaap, de toekang males,
De nevelpanter, alles, alles,
En bovenal het rattenzwijn,
Wilde steeds bij Klaartje zijn.
’t Werd op haar kamer wel wat druk,
Maar Klara straalde van geluk.
Rudy Kousbroek
Ik liep (en liep en liep en liep)
(en sliep)
Ik liep en zocht
en ik vond (maar ik liep verder)
Ik liep (en liep en liep en liep)
(en sliep)
Ik liep en zocht
en ik verloor (maar ik liep verder)
Tot ik alleen mezelf over had
Maar dat is te weinig
om voor te leven
Jo Govaerts